Almost Famous

Dromer schrijft popgeschiedenis

Almost Famous

Voordat Cameron Crowe regisseur werd van films als Singles en Jerry Maguire werkte hij als popjournalist voor het Amerikaanse tijdschrift Rolling Stone. Met Almost Famous heeft hij zijn eigen initiatie in de muziekwereld verfilmd. De ultieme ijdelheid? Nee, een van de meest hartveroverende films ooit over popmuziek gemaakt.

Almost Famous is geen realistische film, maar een sprookje. Kleine gebeurtenissen zijn uitvergroot en de anno 1973 niet (meer) zo gemoedelijke sfeer in de Amerikaanse rockscene is bewust geromantiseerd. Toch is het een eerlijke film. Almost Famous is Cameron Crowe’s persoonlijke waarheid en bij het vertellen daarvan valt hij niet op leugens te betrappen.

Zelfs niet in de scène waarin de beginnende, vijftienjarige popjournalist William Miller (Patrick Fugit) door een stel groupies wordt ontmaagd. Die valt in dezelfde categorie als de scène in High Fidelity waarin John Cusack als tweedehands platenhandelaar een liefdesnacht beleeft met een mooie singer-songwriter – de categorie waarin de wens vader is van de gedachte en de grens tussen werkelijkheid en fantasie wat dunner is dan anders. En de waarheid verfraaien is, zoals iedere journalist weet, heel iets anders dan liegen.

Het overgrote deel van de scènes in Almost Famous is uit het leven gegrepen. Het is bijvoorbeeld tragikomisch en herkenbaar hoe Miller zich tijdens zijn eerste journalistieke opdracht via de achteringang van de concertzaal toegang probeert te verschaffen tot de kleedkamer van Black Sabbath. Eerst wordt hij door een botte security-man afgebekt. Vervolgens staat hij met zijn mond vol tanden als de bandleden arriveren en hem zonder blikken of blozen voorbijlopen. De groupies vinden hem schattig, maar hebben zo hun eigen prioriteiten. Hoe vaker William over het stukje toegangsweg heen en weer loopt, hoe grappiger de scène wordt. Pas als hij de leden van de (fictieve) supportact Stillwater op precies de juiste loftuitingen trakteert, mag hij mee naar binnen.

Geheimen
Ook het geestelijke groeiproces dat William tijdens de op die eerste ontmoeting volgende tournee met Stillwater doormaakt, is zo subtiel geschreven dat het de handtekening draagt van iemand die er zelf is bij geweest. Patrick Fugit is William Miller is Cameron Crowe. Het knappe aan Fugits acteerprestatie is dat hij in vrijwel iedere scène zit, maar toch vaak nauwelijks opvalt en moeiteloos opgaat in het ensemble, waarin Kate Hudson een glansrol speelt als Band Aid Penny Lane (“geen seks, alleen blow jobs”).

Met zijn goofy grijns en ontwapenende charme neemt William iedereen voor zich in en registreert hij ondertussen wat er om hem heen gebeurt. Als een vlieg op de muur is hij aanwezig bij egotrips, ruzies en andere conversaties tussen bandleden en management die eigenlijk niet voor zijn oren zijn bestemd. "Ik vertel geheimen aan de enige persoon aan wie ik geen geheimen mag vertellen", roept Stillwater-gitarist Russell Hammond (Billy Crudup) op een gegeven moment in verwarring uit, zich te laat realiserend dat ook een aardige journalist altijd een journalist blijft. Als de Stillwater-leden uiteindelijk alles ontkennen wat in Williams verhaal staat, besluit de redactie van Rolling Stone het verhaal niet te plaatsen en laat men de beginnende journalist als een baksteen vallen.

Goed te zien is hoe de mentaliteit van historische figuren als Rolling Stone-uitgever Jann Wenner en de toenmalige hoofdredacteur Ben Fong-Torres haaks staat op die van de legendarische, vroeg overleden rockcriticus Lester Bangs. Terwijl laatstgenoemde vond dat popjournalisten zich te allen tijde kritisch en onafhankelijk moesten opstellen, leerde Rolling Stone al snel dat het te vriend houden van artiesten de verkoop op de lange termijn ten goede kwam.

Roze glazen
Almost Famous speelt zich dan ook af op een snijpunt in de popgeschiedenis. De tijd dat het idealisme uit de jaren zestig langzaam maar zeker werd gecorrumpeerd door de oprukkende commercie en ooit rebelse muzikanten zich steeds meer als de koningen van een nieuwe elite gingen gedragen. Als ze tenminste niet aan drank, drugs en vliegtuigongelukken ten onder gingen.

Wat je op de film tegen kan hebben, is dat de bril waardoor Cameron Crowe naar het verleden kijkt wel erg roze glazen heeft. Almost Famous is dan ook het werk van een dromer die ondanks het feit dat hij in de realiteit heeft leren leven nooit is opgehouden met verlangen. Juist daarom heeft hij de onschuld uit zijn jeugd vast kunnen houden en in zijn meest pure vorm in het (met een Oscar bekroonde scenario) weten te gieten. De lichte, schitterende kleuren waarin cameraman John Toll de herinneringen van Crowe heeft gevangen, passen goed bij een film waarin een bijna beroemde muzikant op het nippertje voor zijn menselijke kant kiest, een groupie net niet aan overdosis overlijdt en een jongen in een man verandert zonder de jongen in de man kwijt te raken. Het past goed bij het onverwoestbare optimisme dat het regenboogkleurige Almost Famous uitstraalt.