All That Breathes

Van koe tot kever, van mens tot made

All That Breathes

In de essayistische opzet van zijn (op Sundance én in Cannes bekroonde) documentaire stelt de Indiase regisseur Shaunak Sen tegenover de groeiende verdeeldheid in zijn land een radicale solidariteit met alles wat leeft.

Als Saud over de zwarte wouw praat, neemt het dier bijna mythische proporties aan. De roofvogel neemt een bijzondere plek in binnen de moslimgemeenschap van Delhi, maar maakt ook de overgrote meerderheid uit van de dieren die binnenkomen bij de vogelopvang die hij er met zijn oudere broer Nadeem runt.

Soms zijn het er tientallen op een dag. In plaats van op prooidieren te jagen, foera­geren deze stadsbewoners op een van de enorme vuilnisbelten die zich aan de randen van Delhi over kilometers uitstrekken. Naast een vindplaats van voedsel zijn de enorme afvalbergen ook een van de oorzaken van zware luchtvervuiling, waar de vogels zelf vaak als eerste slachtoffer van worden.

Vanuit de hele stad worden de vogels door assistent Salik naar een rommelige garage gebracht, die ook een familiebedrijfje in zeeppompjes huisvest. Daar worden ze door Saud onderzocht en behandeld, waarna ze in een grote kooi op het dak mogen aansterken. Nadeem houdt zich op de achtergrond bezig met de fondsenwerving.

In zijn film gaat regisseur Shaunak Sen niet al te diep in op de bedrijfsvoering van hun ‘Wildlife Rescue’, maar uit alles blijkt dat die in de eerste en laatste plaats drijft op liefde en toewijding. Die vormen dan ook het echte onderwerp van zijn documentaire-essay, dat op Sundance de Grote Juryprijs won en in Cannes de Oeil d’Or voor beste documentaire.

Zijn bescheiden protagonisten ondergaan de groeiende stroom uitgeputte, ondervoede of gewonde vogels met een gelatenheid die het heldhaftige van hun onderneming dreigt te ondergraven; maar wat zij missen aan charisma, maken ze ruimschoots goed met observaties en bespiegelingen, over het aanpassingsvermogen van al die in de stedelijke omgeving neergestreken dieren bijvoorbeeld.

Hun reflecties vormen, gekoppeld aan een lyrische elektronische score en beelden van alles wat er zoal rondscharrelt in de chao­tische miljoenenstad – van koe tot kever, van mens tot made – de rode draad van All That Breathes. De film portretteert Delhi als een ecosysteem waarin geen enkele soort kan bestaan zonder de andere, en opent een venster naar een wereld waarin onvoorwaardelijke verbondenheid met alles wat ademt een vanzelfsprekendheid is.

De realiteit staat daar ver vanaf. Want de slechte water- en luchtkwaliteit zijn niet het enige probleem in Delhi. Het leefklimaat wordt ook verziekt door moslimhaat, die tijdens de draaiperiode van deze film wordt aangewakkerd, en gesanctioneerd, door een discriminerende wijziging van de burgerschapswet. Bovenop de hoest van Sauds zoon en het vreemde luchtje dat aan het drinkwater kleeft, maken de broers en hun echtgenotes zich plotseling ongerust over de spelling van vaders voornaam op zijn identiteitskaart, die de hele familie potentieel zou kunnen veroordelen tot de status van illegale vreemdeling.

In die samenloop van crises volharden de broers in hun liefdewerk, dat haast een bodemloze put lijkt, ware het niet dat Nadeem ook professionele vooruitgang weet te creëren. Zo ontvouwt de film zich als een nederig en tegelijk hoopvol stemmend manifest over het belang van kleine daden in het licht van overweldigende opgaven.