A Real Pain
Losbol en zuurpruim naar het concentratiekamp
Pijn is niet te relativeren, toont Jesse Eisenberg in zijn tweede speelfilm als regisseur, waarin twee New Yorkse neven op Holocaust-tour gaan in Polen.
“Een toffe gast die vastzit in het lichaam van iemand die zich constant zorgen maakt of hij niet te laat op een afspraak komt.” Zo omschrijft losbol Benji (Kieran Culkin) zijn serieuzere oudere neef David (Jesse Eisenberg). Benji zelf, daarentegen, is overal waar hij komt de gangmaker. De twee groeiden samen op, maar groeiden vervolgens wat uit elkaar. Nu gaan ze samen op reis van het geld dat ze erfden van hun onlangs overleden, door beiden zeer geliefde oma.
Die geijkte buddy comedy-opzet krijgt in A Real Pain, de tweede speelfilm als regisseur/scenarist van acteur Jesse Eisenberg, een scherper randje door de bestemming van hun reis. De twee New Yorkse Joden gaan naar Polen, het geboorteland van hun oma, die vluchtte voor de nazi’s.
David boekte een Holocaust-tour, onder leiding van een goed ingelezen maar slecht ingeleefde gids (Will Sharpe) en samen met een bont gezelschap uit de Joodse diaspora: een welgesteld ouder echtpaar, een onlangs gescheiden socialite en een Rwandees-Canadese bekeerling. De tour voert langs allerhande beladen plekken, inclusief concentratiekamp Majdanek. Plus een uitstapje naar het geboortehuis van hun oma.
David en Benji zoeken naar een verleden – van hun familie en hun volk, maar ook van hun eigen vriendschap. Waar zijn ze elkaar uit het oog verloren? Ondertussen zit het heden telkens in de weg, vooral dankzij Benji’s schijnbaar tomeloze energie en impulsiviteit. Al wordt al direct in de openingsscène, waarin we Benji alleen op het vliegveld zien wachten op David, duidelijk dat dit opgeruimde uiterlijk vertoon rust op een fundament van diepe pijn.
Naar die pijn verwijst de titel A Real Pain, onder meer. Hij slaat ook op het gevoel dat Benji, vooral in Davids ogen, nogal een pain in the ass is. En op de pijn die ook David verbergt, maar dan onder een oppervlak van stuurse geslotenheid. “Ik ben me ervan bewust dat mijn pijn niet uitzonderlijk is, dus ik val anderen er niet mee lastig”, zegt hij in een soort confessie aan de rest van de groep na weer een uitbarsting van Benji. Culkin speelt de complexere en meer in het oog springende rol, maar Eisenberg gunt zichzelf als acteur dat moment, de centrale monoloog van de film.
En die titel verwijst ook naar de pijn op wereldschaal waar de tour hen mee confronteert. Welk recht hebben David en Benji eigenlijk om ongelukkig te zijn, als welgestelde en geprivilegieerde mensen in het aangezicht van dat immense trauma? Razendknap hoe Eisenberg daarmee twee ogenschijnlijk tegenstrijdige impulsen in balans houdt. Enerzijds valt alles wat Benji en David doormaken in het niet bij de confrontatie met de Holocaust. Anderzijds maakt juist die confrontatie met het grootste trauma van de twintigste eeuw duidelijk dat pijn niet te relativeren is.