A Couch in New York

Frans geneuzel in Central Park

Juliette Binoche krijgt vriendin en hond niet aan het lachen

Een komedie van de strenge Chantal Akerman? Werkt dat? Hmm. Iedereen heeft zijn best gedaan om de film grappig en filosofisch tegelijk te maken. Hoofdrolspelers Juliette Binoche en William Hurt zijn charmant in hun kluchtige gedraai om de hete brij. Kromme tenen en een enkele glimlach zijn het resultaat.

Akerman heeft op verzoek van hoofdrolspeelster Juliette Binoche een komedie geschreven. Misschien is haar rol van de warhoofdige Béatrice als beeldschone, naïeve, frisse vrouw daarom wel zo flatteus. Binoche speelt de spreekwoordelijke impulsieve Française die de bloedserieuze New Yorkse psycho-analiticus Henry (William Hurt) verleidt. Aanvankelijk ruilen ze via een advertentie van appartement, een ruil die in het voordeel van Béatrice uitvalt. Henry komt in haar Parijse bouwvallige krot terecht. Daar leest hij de liefdesbrieven van haar talloze bewonderaars.

Deze verwijzing naar Dante’s liefdesideaal Beatrice zorgt voor een eerste kromming van de tenen. Toch is het eerste deel van de film, waarin de twee hoofdpersonen door de ruil van woning en werk in totaal vreemde werelden belanden, nog het meest komisch. Henry probeert een gesprongen waterpijp te repareren, terwijl Béatrice in een mum van tijd een zwijnenstal maakt van zijn akelig nette penthouse in Manhattan. Onder haar luchtig gebabbel bloeien Henry’s patiënten, planten en labrador op.

Mooi gespeeld
Wanneer Henry onverwachts in New York terugkomt en zichzelf onder een pseudoniem aan Béatrice presenteert, verliest de film vaart. De erbarmelijk houterige acteerprestaties van Béatrice’s vriendin Anne (gespeeld door een slordig nagesynchroniseerde Stéphanie Buttle) storen behoorlijk. Het scenario lijdt duidelijk onder de vertaling van het Frans naar een kunstmatig Engels. Nu is naturalisme geen kenmerk van Akermans stijl, maar in een komedie is het van levensbelang. Ook Henry’s incognito-truc blijkt een flinterdun gegeven. Terwijl de electriciteit tussen hem en zijn charmante therapeute opbloeit – er is wel degelijk sprake van overslaande vonken tussen Hurt en Binoche – krijgt de kijker steeds meer informatie over zijn proletarische afkomst.

De scène waarin hij zich eindelijk laat gaan op de divan van Béatrice is mooi geschreven en mooi gespeeld. Hier verlaat Akerman de grove kwast van de screwball comedy voor het fijne penseel dat ze gewoonlijk hanteert. Ze filosofeert over de aard van psycho-analyse. Is de intieme relatie tussen therapeut en patiënt – Henry prefereert ‘klant’ – niet hetzelfde als een amoureuze verhouding, zelfs al ontbreekt het lichamelijk contact? De wisselwerking, het wederzijdse begrip voor elkaar, de jarenlange, met moeite opgebouwde relatie: waarom zou het een puur zakelijk zijn en het ander privé?

Gallische sloddervos
William Hurt speelt de koude, té koude rijke intellectueel die hij al zo vaak heeft gespeeld en Juliette Binoche drijft op haar Franse koketterie. Breed aangezette karaktertrekken werken goed in komedies, maar we hebben hen al zo vaak als deze types gezien. A Couch in New York is een mislukte variant op Green Card, waarin de hautaine Andie McDowell zich met Gallische sloddervos Dépardieu inlaat om praktische redenen.

Deze film van Peter Weir uit 1990 was veel vermakelijker omdat het gegeven – twee tegenpolen moeten tijdelijk samenwonen – sterker is dan het gegeven van A Couch in New York (Un divan à New York), waarin twee tegenpolen steeds rakelings langs elkaar heen scheren. Bovendien waren de personages in Green Card minder dik aangezet en intelligenter vormgegeven. Bij Akerman is Béatrice de lieve onschuld zelve en Henry een gefrustreerde yup.

Akerman zelf hangt hele theorieën op aan A Couch in New York, waarin ze de film dood analyseert. Niet toevallig heeft ze veel ervaring met psycho-analyse en verklaart ze zelfs dat zij er haar leven aan te danken heeft. Wie echter een klassieke klucht probeert te maken, moet niet achteraf met theorieën komen. Niemand heeft baat bij uitspraken als: “Dankzij Béatrice baant Henry zich als Klein Duimpje een weg terug naar het vrouwelijk universum.” Of: “Toen mijn vader op sterven lag, kon ik alleen overleven door een komedie te schrijven. Komedie wordt geboren uit de beleefdheid van de wanhoop.” Zonder gêne trekt Akerman een lijn van Ernst Lubitsch via de Marx Brothers en Godard naar haar eigen film.

A Couch in New York is niet gemaakt omdat Akerman zich met een komedie verder dacht te ontwikkelen, maar om een actrice te behagen en de dood van een vader te verwerken. Hoewel er geen spelregels zijn in de zoektocht naar inspiratie, lijkt het geen toeval dat de film scheef in zijn scharnieren hangt. Komedie is een van de moeilijkste filmgenres en vereist een gedisciplineerde losheid. Komedie is honderd balletjes in de lucht gooien en alleen de allerleukste eruit pikken. Wat niet werkt, moet keihard in de prullenbak belanden.