Beleids­plan Film­fonds: kwa­li­teit boven kwan­titeit

Meer geld voor minder films, die bovendien gemaakt worden door een grotere diversiteit aan makers. Dat is in een notendop de boodschap van het onlangs gepresenteerde beleidsplan van het Filmfonds voor 2025-2028. De uitkomsten van het Olsberg Spi-rapport – Nederlandse films scoren internationaal onder de maat – klinken sterk door in het 61 pagina’s tellende document.

Het Filmfonds vat zijn visie samen in vijf prioriteiten. Ten eerste wordt er meer focus gelegd op kwaliteit. Ten tweede wordt de maker centraal gezet in het creatieve proces. De derde prioriteit is het hebben van oog voor talent, zowel beginnend als gevestigd. Zicht op het publiek om zo de waardering voor en zichtbaarheid van Nederlandse films te vergroten, is de vierde prioriteit. En ruimte voor experiment is de laatste prioriteit.

Het filmfonds heeft in de komende beleidsperiode €90,7 miljoen per jaar te verdelen. Het is daarmee de grootste financier van films in Nederland, maar zeker niet de enige. Volgens het onlangs hernieuwde speelfilmconvenant heeft de publieke omroep zich gecommitteerd tot het maken van achttien speelfilms per jaar. Ook het Abraham Tuschinski Fonds dat de grotere publieksfilms ondersteund, heeft zijn regelingen hernieuwd. En sinds 1 januari 2024 is de wet op de investeringsverplichting ingegaan, die streamingdiensten verplicht een deel van hun omzet te investeren in Nederlandse films en series.

Het Filmfonds gaat volgens het nieuwe beleidsplan de realisering van twintig speelfilms per jaar ondersteunen. Dat zijn er minder dan de afgelopen jaren, maar door minder titels ieder meer geld te geven hoopt het fonds de kwaliteit van de output te verhogen. Op pagina 21 valt de term ‘high excellence speelfilms’, waarmee films worden bedoeld die minimaal 250.000 bezoekers trekken én tot de selectie van belangrijke internationale festivals doordringen. De term komt uit het Olsberg Spi-rapport, dat concludeerde dat van de 487 Nederlandse films die in de periode 2010-2022 zijn uitgekomen er nul het predicaat high excellence verdienden.

Het verhogen van budgetten is niet de enige manier waarop het Filmfonds de kwaliteit wil verbeteren. Ook een getrapte selectieprocedure moet beter het kaf van het koren scheiden. Het begint met de nieuwe pitchpanels, die bemand worden door professionals uit het veld. Vijftig projecten per jaar mogen door naar de fase scenario-ontwikkeling – afgezien van de twaalf die daar raken via Telescope of Slatefunding. Vervolgens stromen dertig projecten door naar de fase van projectontwikkeling. Daar vallen er vervolgens weer tien af zodat er uiteindelijk twintig overblijven die gerealiseerd worden.

Het fonds benadrukt het belang van een goede financieringsmix, waarin publiek geld wordt aangevuld met private bijdragen. Maar het fondsaandeel is aanzienlijk. Tot een budget van €2 miljoen bedraagt de steun tussen €550.000 en €950.00. Bij een budget tussen €2 miljoen en €4 miljoen wordt maximaal €1,2 miljoen bijgedragen. En boven de €4 miljoen is het fonds goed voor maximaal €1,8 miljoen.

Naast de twintig speelfilms worden overigens ook nog vijf kinder- of familiefilms gemaakt, één à twee lange animatiefilms en tien lange documentaires.

Het fonds trekt niet alleen meer geld uit voor de realiseringsfase. Ook voor de voorgaande fasen is meer geld gereserveerd, vooral om ervoor te zorgen dat makers niet tijdens het voortraject worden onderbetaald zoals nu nog vaak het geval is. Zo gaat het ontwikkelbudget omhoog van €4,5 miljoen naar €8,4 miljoen. Om producenten meer armslag te geven wordt de mogelijkheid van ‘slatefunding’ gegeven. Dat houdt in dat producenten een samengesteld pakket aan projecten met verschillende regisseurs en scenaristen kunnen aanbieden. Ook wordt er een ‘marktpremie’ gegeven aan producenten die met een eerdere, door het Filmfonds ondersteunde film een breed publiek wisten te bereiken.

Het aanbod Nederlandse films moet niet alleen kleiner en hoogwaardiger worden, maar ook gemaakt worden door een meer diverse groep makers. Het enige keiharde streefcijfer dat in het beleidsplan genoemd wordt, betreft gender. Eind 2026 moet van de driehoek scenarist-regisseur-producent de helft minimaal voor twee derde uit vrouwen bestaan.

Mede om te controleren of dat doel ook gehaald wordt, zet het Filmfonds in op het beter meten en verzamelen van data. Ook wil het fonds data verzamelen van streamingdiensten, hoewel in het verleden is gebleken hoe weinig die geneigd zijn hun gegevens openbaar te maken. Het fonds wil alle informatie juist delen met de sector zodat makers beter zicht hebben op wat succes heeft, waar en wanneer.