Carte postale de Cannes 6

  • Datum 21-05-2013
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Jimmy P.

Maandag 20 mei 2013

De Filmkrant doet elke dag verslag van het 66ste Filmfestival Cannes. Met vandaag Dana Linssen over de vraag ‘waar zoeken we eigenlijk naar op zo’n filmfestival?’

Waar zoeken we eigenlijk naar op zo’n filmfestival? Het festival zoekt naar de beste films. De jury zoekt naar prijswinnaars. De sales agents zoeken naar kopers. De distributeurs zoeken naar films om uit te brengen. De programmeurs zoeken naar films om te laten zien. Het publiek zoekt naar iets om naar te kijken. En de journalisten zoeken naar een antwoord op de vraag of die hele kringloop alleen maar een zelfvoorzienend systeem is, of dat het ook originele, innovatieve en je af en toe uit je stoel blazende cinema oplevert. Daarom staan ze ook onderaan de voedselketen. Of er buiten.

Feit is dat het filmische ecosysteem van Cannes het komende jaar weer gaat bepalen naar welke films we toe kunnen, en over welke films het gesprek van de week zal gaan.  De macht ligt ver buiten het bereik van de gewone filmliefhebber en bioscoopbezoeker. Voordat het festival is begonnen is al bijna de helft van de competitiefilms aangekocht. Soms door distributeurs die ze nog niet eens hebben gezien. Dan zijn er nog grotere machten in het spel.

Vaak is het ook gewoon voorspelbaar. Dat de gebroeders Coen (Inside Llewyn Days) waarschijnlijk alweer een leuke film hebben gemaakt, daar zal niemand aan twijfelen. Net zoals het voor de filmtheaterbezoekers geen verrassing zal zijn dat Aziatische meesters als Kor-eda Hirokazu (Like Father, Like Son) en Jia Zhang-ke (A Touch of Sin) zich blijven vernieuwen. Soms worden reputaties aan het wankelen gebracht: Asghar Farhadi’s Le passé, de opvolger van het veelbekroonde echtscheidingsdrama A Separation (2011) is een vervelende misogyne thriller over een patchworkgezin achtervolgd door een trauma uit het verleden. Farhadi vertelde in een interview met de Filmkrant dat hij er stellig van overtuigd is dat niemand aan zijn verleden kan ontsnappen en dat er geen verlossing mogelijk is, wat een nogal fatalistische ondertoon geeft aan zijn melodrama vol vrouwen die de ‘bad guy’-rol hebben toebedeeld gekregen en passieve mannen die daar als ‘good girls’ onder lijden. Aangezien Farhadi in datzelfde interview uitlegde zijn films als puzzels in elkaar te zetten en niets aan het toeval over te laten, zal hij daar wel een bedoeling mee hebben.

Interessanter zijn eigenlijk de films die zich niet zo een, twee, drie in een oordeel laten vangen. The Congress, Ari Folmans eerste film na Waltz with Bashir (2008) is een half-geanimeerde, half live action film gebaseerd op The Futurological Congress (1971) van Stanislaw Lem. De film is wild en ongrijpbaar, op z’n beste momenten een mix van Yellow Submarine (George Dunning, 1968), Le roi et l’oiseau (Paul Grimault, Agnès Viala, 1980), Waking Life (Richard Linklater, 2001) Paprika (Satoshi Kon, 2006) en Southland Tales (Richard Kelly, 2006). Maar voor een film die een wel heel cynische kijk heeft op de toekomst van het acteurschap (in de film worden alle filmacteurs gescand, in de computer gezet en in feite overbodig gemaakt), stelt het acteren dan weer teleur.

Echt in de categorie interessante mislukking valt As I Lay Dying, de verfilming van William Faulkners ‘great American novel’ door acteur en allesdoener James Franco. Hij zette Faulkners ‘stream of conscience’-stijl om in tamelijk rechttoe-rechtaan gefilmde scènetjes die hij dan weer in splitscreen monteerde waardoor je als toeschouwer toch het gevoel krijgt tegelijkertijd binnen en buiten het perspectief van de verteller te staan. Conceptueel klopt het dus allemaal wel. Maar een tekstregisseur, zodat je niet constant het gevoel hebt naar ‘Mr. Franco are you ready for your vanity shot’ zit te kijken, was dan weer geen overbodige luxe geweest. Ook Arnaud Desplechin (toch eigenlijk een meester in het intomen van spelerupties) ziet zijn Jimmy P. overspeeld worden door Mathieu Amalric en Benicio Del Toro. En dat terwijl zijn verhaal over de waargebeurde ontmoeting tussen de Joods-Hongaarse antropoloog en psychoanalist Georges Devereux en de Blakfoot-indiaan Jimmy P een interessante ’tripple bill’ zou vormen met One Flew Over the Cuckoo’s Nest (Milos Forman, 1975) en A Dangerous Method (David Cronenberg, 2011). Het verbale vuurwerk en maniëristische spel van de twee leidt af van een interessante dwaaltocht door de levens van twee verwante zielen die allebei op hun eigen manier het slachtoffer zijn van racisme en trauma.

Maar als je je afvraagt waar je naar zoekt, dan toch liever daar naar. Films die niet pleasen, maar een beetje pijn doen. Als is het maar omdat ze zo vol belofte zitten.

Morgen maar weer eens op zoek naar een Gouden Palm-kandidaat. Want ook die zijn we nog niet echt tegengekomen.

Dana Linssen