Cannes 2014: Hollywood Babylon

Maps to the Stars

David Cronenberg dendert in Maps to the Stars (Cronenbergs ‘Valentine to Hollywood‘ is het al genoemd) met zichtbaar plezier door de psychogeografie van het zielloze Tinseltown. Op de persconferentie had hij het gekscherend over z’n Divina Comedia.

In de strijd om roem en geld is de ziel het eerste slachtoffer. “Ik denk erover om bij Scientology te gaan, weet je, als een career move”, zegt Robert Pattinsons personage net na het begin van David Cronenbergs bijtende Hollywood-satire Maps to the Stars. Pattinson speelt hier een acteur die bijklust als limousinechauffeur of – zoals het de meeste schatzoekers vergaat die de aantrekkingskracht van Hollywood niet kunnen weerstaan – een chauffeur die bijklust als acteur.

Echt bijten doet zo’n Scientology-grap niet meer. Dat acteurs in bed duiken met de eerste de beste kabbalahpriester of Scientology-orakel om publiciteit te genereren, zo lang tenminste geen andere A-list-ster dat al gedaan heeft, is Hollywood-folklore. Zulke smeuïge details over Tinseltowns decadentie schreef Kenneth Anger een paar decennia terug al op in het notoire Hollywood Babylon.

Toch is dit Cronenbergs beste film sinds Spider, omdat het een vol, afgerond geheel is dat geen seconde z’n donkerkomische toon of stuwende ritme verliest. Maps to the Stars is een trip langs de helverlichte villa’s van de sterren en de uitverkoop van elk denkbaar medemenselijk principe. Waar elke dag de nacht van de lange messen is.

De jonge vrouw die Pattinsons chauffeurpersonage oppikt van het busstation is Agatha Weiss (Mia Wasikowska), een schattige jongedame met brandwonden, vleeswonden die de liefhebbers meteen zullen herkennen als de Cronenberg Touch. Agatha is naar Los Angeles gekomen om de schrijfster Carrie Fisher te helpen met een nieuw project, ‘een boek, maar anders wordt het iets voor HBO.’ Ze zijn de beste vrienden geworden via Twitter, vertelt Agatha. Fisher koppelt haar vervolgens aan Havana Segrand, een actrice op haar retour gespeeld door een heerlijk neurotische Julianne Moore. Segrand wil koste wat kost de hoofdrol binnenhalen in een nieuw project over haar eigen moeder, die zelf ooit een ster was tot ze — zo gaan die dingen — halverwege de jaren zeventig omkwam bij een grote brand.

Vuur en brandwonden zijn natuurlijk Cronenbergs manier om te zeggen dat we in de hel zitten. Een hel waarin iedereen elkaars rol wil hebben en verafgood wil worden door de mensen die ze haten. Waar niemand geestelijk en lichamelijk ouder wordt dan achttien en wie dat wel wordt is feitelijk dood.

Agatha wordt Havana’s persoonlijke assistent en vanaf dat moment gaat eigenlijk alles naar de klote. Op een goeie manier.

Over Agatha’s Justin Bieber-achtige broertje die ze na jaren afwezigheid eindelijk weer ziet (“for a schizophrenic burn victim you have the city well connected”), over de doden die de levenden teisteren en over de tonnen en tonnen medicijnen die iedereen slikt zodat je wel moet concluderen dat Hollywood eigenlijk één grote medisch geïnduceerde hallucinatie van een stel prescription junkies is, hebben we het dan nog niet. En ook niet over al die fantastische grappen. “How did you find me?”, vraagt Agatha aan haar vader (John Cusack), wanneer die op een avond haar appartement binnendringt. “Please, no film noir questions”, is het antwoord. Ook lekker is dat Cronenberg aan het begin van de film opzichtig een gouden Canadese filmprijs in het decor heeft staan (de Genie die Cronenberg voor Spider kreeg) waar later nogal expliciet iemands hersenen mee worden ingeslagen. Zo heeft Cronenberg de gekoesterde gouden filmprijs succesvol veranderd in Tsjechovs pistool.

Helemaal onttrekken aan het gevoel dat het scherper had gekund, lukt niet. Maar Cronenberg fileert Hollywood hier met zichtbaar plezier.