Behoud afwijkende breedbeeldformaten

  • Datum 15-02-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

De komende zes weken doet de Filmkrant verslag van de openbare collegereeks This is Film! Film Heritage in Practice. Deze lezingenreeks gaat over filmrestauraties en filmerfgoed en wordt gegeven door Giovanna Fossati, hoofdconservator van Eye en hoogleraar Filmerfgoed aan de Universiteit van Amsterdam.

De tweede les ging over ‘Hollywood Studios: 20th Century Fox and the restoration of The King and I (1956)’ en had als gast Schawn Belston, verantwoordelijk voor de restauraties bij de Fox-studio.


The King and I

Voordat Belston aan het woord kwam, ging Fossati kort in op het verschil tussen publieke archieven en die van de grote Hollywoodstudio’s. Een van de eerste archieven was die van het New Yorkse Museum of Modern Art. Deze werd in 1935 opgericht, ongeveer tegelijkertijd gingen de eerste Europese filmarchieven van start: het British Film Institute (BFI, 1935), het Duitse Reichsfilmarchiv (1935) en de Cinémathèque Française (1936). De voorloper van filmmuseum Eye werd in 1946 opgericht, en was jarenlang onderdeel van het Stedelijk Museum. In 1952 werd het Nederlands Filmmuseum zelfstandig.

Alle Europese archieven opereren zonder winstoogmerk en hebben als belangrijkste doel het conserveren, restaureren en vertonen van nationaal erfgoed. In de begindagen werden vooral avant-gardefilms verzameld, later werd de doelstelling breder. Zo bewaart Eye kopieën van alle films die in Nederland vertoond zijn, niet alleen de vaderlandse producties.

Voordat de filmarchiefbeweging in de jaren dertig voet aan de grond kreeg, werden uitgedraaide filmkopieën simpelweg vernietigd, nadat het zilver uit de emulsie was herwonnen. Zilver dat in tijden van oorlog gebruikt werd door de oorlogsindustrie.

Door hun andere verzamelcriteria en nadruk op film als kunst onderscheiden de Europese filmarchieven zich van commerciële archieven. In dat opzicht vormen ze bovendien een welbewuste poging een alternatief te bieden voor de Amerikaanse filmindustrie. Niet toevallig heeft de angst voor de veramerikanisering van Europa zijn wortels in dezelfde tijd als de opkomst van het idee met name artistiek waardevolle (lees: Europese) films voor het nageslacht te bewaren.

Archieven met een commercieel oogmerk, waaronder alle Hollywoodstudio’s, kwamen pas in de jaren vijftig op, toen de studio’s begrepen dat zij hun films ook aan televisie, hun grootste concurrent, konden slijten. Vanaf eind jaren zeventig boorden ze weer een nieuwe markt aan: de gewone consument. Dit betekende het begin van de uitdijende (en nu weer flink inkrimpende) home video-markt: videobanden, dvd, blu-ray, streaming en video-on-demand (VOD).

Onhandig formaat
Schawn Belston kwam midden jaren negentig in dienst van 20th Century Fox, het begin van de dvd-revolutie. Een van de eerste projecten waaraan hij werkte was de uitbreng van de Special Editions van de Star Wars-films op het toen gloednieuwe medium dvd. De gerenommeerde studio begon in 1998 met een ‘preservation program’, dat hun gehele ‘library’ bevat: alle door Fox geproduceerde films, een geschiedenis van een eeuw oud.

Belston kwam vooral vertellen over de restauraties van twee specifieke ‘large film formats’, CinemaScope 55 en 70mm. Al in de jaren twintig experimenteerde Fox met breedbeeldformaten, zo werd de John Wayne-western The Big Trail (1930) opgenomen in Grandeur, een vroeg 70mm-systeem. De studio was ook een van de aanjagers van CinemaScope, dat in 1953 werd gepresenteerd met de bedoeling de competitie met het toen vrij nieuwe medium televisie aan te gaan. CinemaScope is bijna twee keer zo breed als een toenmalige televisietoestel — 2.55:1 versus 1.33:1, ook was CinemaScope in kleur en in stereo (televisie was zwart-wit en mono).

Middels CinemaScope 55, door het extra negatiefoppervlak minder korrelig en scherper dan het gewone CinemaScope, ging 20th Century Fox ook de concurrentie aan met Todd-AO, een superieur 70mm-breedbeeldsysteem (met een beeldoppervlak van 65mm plus 5mm voor de meerkanaalssoundtrack). Zoals de naam al doet vermoeden is het negatief van CinemaScope 55 55.6mm breed. Een voor alle partijen onhandig formaat: camera’s moeten worden aangepast, en bioscopen kunnen het afwijkende formaat niet afspelen zonder eerst te investeren in dure projectors en een nieuw, meerkanaals geluidssysteem. Die investering doen ze niet, waardoor Fox eieren voor zijn geld kiest en bioscopen een standaard CinemaScope-versie (in 35mm) van de films aanbiedt die op CinemaScope 55-formaat werden gedraaid. Dit zijn er maar twee: de prestigieuze Rodgers & Hammersteinmusicals Carousel en The King and I. The Sound of Music, die andere beroemde R&H-musical, werd in 1965 gefilmd op het inmiddels weer modieuze 70mm-formaat — zie The Master, Interstellar en The Hateful Eight, inmiddels de best bezochte film ooit in Eye.

In 2004 werd The King and I, een van de twee in CinemaScope 55 gedraaide films, fotochemisch gerestaureerd — waarbij voor het eerst teruggegrepen werd op het incourante 55mm-materiaal uit het archief van Fox. Afgezien van wat ‘korrelige opticals’, voornamelijk beeldovergangen als overvloeiers, en het niet zo stabiele Eastmancolor-kleurensysteem dat toen contractueel verplicht werd, was het materiaal grotendeels in goede conditie. Een probleem dat veel vroege CinemaScopefilms hebben, is de onscherpte: de gebruikte anamorfotische Bausch & Lomb-lenzen veroorzaken onscherpte aan de randen van het beeld.

Overnametekens
De kopie van The King and I die na Belstons toelichting werd vertoond, was vooral aan de linkerkant vrij onscherp maar dat kan ook aan de projectie hebben gelegen. Eén akte werd ontsierd door een beschadiging en wat hinderlijk door het beeld lopende kabels — iets waar Belston naar verluidt niet blij mee was. Enkele shots waren duidelijk korreliger, waarvan de meeste inderdaad opticals waren. Een paar ‘long shots’ waren ook tamelijk onscherp, indertijd een veelvoorkomend probleem van de Bausch & Lomb-lens. Het vierkanaalsgeluid was daarentegen fantastisch, met beperkt gebruik van ‘directional sound’: een acteur die links staat, hoor je ook uit de linkerspeaker komen en als hij naar het midden beweegt, beweegt het geluid met hem mee. En wat een genoegen om weer eens ‘overnametekens’ te zien als er van akte moest worden gewisseld. Een hele generatie die digitaal opgroeide, weet niet meer wat dat zijn. Voor wie het wil weten: zie Fight Club.


The Sound of Music

Twee jaar geleden is The King and I opnieuw gerestaureerd, ditmaal digitaal. Dat is hoogstwaarschijnlijk een superieure versie, want zonder krassen, kabels, korrels en lelijke overvloeiers. Deze is ook op blu-ray gezet, evenals de meest recente digitale restauratie van de onverwoestbare klassieker The Sound of Music, die in 2015 zijn vijftigste verjaardag beleefde. Hiervoor werd het 70mm-negatief in een resolutie van 8K gescand ("more than sufficient" volgens Belston), de restauratie zelf gebeurde in 4K, dezelfde resolutie als de DCP die bioscopen bij 20th Century Fox kunnen boeken.

André Waardenburg