Gijs Versluys (1936-2024)

De aardigste filmproducent van allemaal

Foto Marjolein van Panhuys

Filmproducent Gijs Versluys (voluit Gijsbert Jan Versluys) overleed op 17 december 2024, hij werd 88. Versluys was ruim 25 jaar actief in de Nederlandse filmwereld. Voor Flesh+Blood (Paul Verhoeven, 1985) ontving hij het Gouden Kalf voor beste film op het Nederlands Filmfestival (toen nog de Nederlandse Filmdagen). Ook werkte hij met onder anderen Frans Weisz, André van Duin en Adriaan Ditvoorst.

Gijs Versluys (1936-2024) was een geliefd filmproducent. In de documentaire Gijs (Marjolein van Panhuys, 2017), gemaakt ter ere van zijn tachtigste verjaardag, vertelt Frans Weisz dat van alle producenten met wie hij werkte Versluys “de aardigste van allemaal” was. Hij was bovendien “goed met mensen”. Ook generatiegenoot Paul Verhoeven steekt de loftrompet: “Als Gijs er niet was geweest, dan weet ik niet of ik die reis [naar Hollywood, AW] wel gemaakt zou hebben.” Hij roemt de sociale vaardigheden waarmee de aimabele Versluys vele deuren opende.

Na het Amerikaanse succes van Soldaat van Oranje (1977), waarvan Versluys productieleider was, drongen onder anderen Steven Spielberg er bij Verhoeven op aan naar Amerika te komen. Verhoeven had daar aanvankelijk niet veel trek in, maar omdat Versluys hem vergezelde, ging hij begin jaren tachtig toch. Na het deels met Amerikaans geld geproduceerde Flesh + Blood ging Verhoeven voorgoed overstag, mede dankzij zijn positieve ervaringen tijdens die eerste trip met Versluys en de contacten die beiden toen legden.

Eerste successen
Gijs Versluys breekt in 1960 zijn studie Economie in Rotterdam af om in Amsterdam te gaan studeren aan de in 1958 opgerichte Filmacademie. Hij studeert in 1962 af (indertijd duurde de opleiding maar twee jaar) in de richting Scenarioschrijven en Draaiboektechniek – er was nog geen studierichting Productie. Versluys werkt als productieleider mee aan De lamp, de afstudeerfilm van jaargenoot Rob Scherjon met muziek van de jonge componist en jazzpianist Misha Mengelberg. In 1965 produceert Versluys de korte debuutfilm van Adriaan Ditvoorst (1940-1987), het gelauwerde en onder meer in Cahiers du Cinéma bejubelde Ik kom wat later naar Madra. Deze eindexamenfilm schopt het in 2007 tot de ‘Canon van de Nederlandse Film’. Twee jaar later werkt Versluys opnieuw samen met Ditvoorst, met de eveneens door Jan de Bont gefotografeerde W.F. Hermans-verfilming Paranoia.

In de jaren zestig produceert Versluys ook twee films van Jef van der Heijden, Blauw licht (1966) en het toen controversiële Ongewijde aarde (1967). Die gaat over het recht van zelfmoordenaars om fatsoenlijk begraven te mogen worden. Maar omdat Van der Heijden tot verdriet van vele katholieken documentaire beelden gebruikte van de begrafenis van een pastoor wordt de film door de filmkeuring wegens “gebrek aan piëteit” (tijdelijk) verboden.

Daarnaast is Versluys opnameleider bij de opdrachtfilm Aanmelding (1964) van de latere filmproducent Rob Houwer, de man met wie hij bij het maken van Soldaat van Oranje weer zou samenwerken. Het is Versluys die Paul Verhoeven tipt Turks fruit van Jan Wolkers te verfilmen. Oorspronkelijk met hemzelf als producent, maar na het afhaken van Jan Wolkers als beoogd scenarist gaat de productie later over naar Rob Houwer. Turks fruit (1973), nog steeds de best bezochte Nederlandse film aller tijden, is het immens succesvolle vervolg op Houwers eerste samenwerking met Verhoeven, de kaskraker Wat zien ik? (1971).

Eind jaren zestig begint hij zijn eigen productiebedrijf, Gysbert Versluys Filmproductie, en produceert hij onder meer De blanke slavin (1969) van Renee (later René) Daalder. Daalders wat cryptische speelfilmdebuut, geschreven met coscenarist (en latere architect) Rem Koolhaas en met expressief camerawerk van Jan de Bont, wordt goed ontvangen door het overgrote deel van de filmpers, maar het publiek blijft weg.

Scenariofonds
Het door Kees van Kooten geschreven Geen paniek (Ko Koedijk, 1972), met de indertijd populaire komieken Johnny & Rijk (Rijk de Gooyer en Johnny Kraaykamp), is een flop voor Versluys, evenals de misdaadfilm Rufus (1975) van Samuel Meyering, met hoofdrollen van Rijk de Gooyer en Cox Habbema. Het zijn magere jaren, dus grijpt hij met beide handen de kans aan om productieleider te worden bij Soldaat van Oranje (1977; met anderhalf miljoen bezoekers nummer 12 op de lijst best bezochte Nederlandse films aller tijden, met Houwer als producent.

In 1978 en 1979 is Versluys directeur publiciteit bij het Tuschinski-concern (officieel Tuschinski Theaters BV), waar hij onder meer een scenarioprijsvraag organiseert. Gedurende zijn hele loopbaan onderschrijft Versluys het belang van goede scenario’s – hij beschouwt de kwaliteit van scenario’s als de zwakke plek van de Nederlandse film. Hij richt in 1985 het Talent Fund op, om de ontwikkeling van scenario’s te stimuleren. Privé-investeerders dragen bij aan een potje van een half miljoen gulden, waaruit scenarioschrijvers worden betaald. Als een scenario klaar is, dan verkoopt Talent Fund het script aan geïnteresseerde producenten. Een mooi initiatief dat helaas al na enkele jaren een zachte dood stierf.

Riverside Pictures
In 1979 komt hij terecht bij Joop van den Ende Film Produkties, de net opgerichte filmtak van de beroemde amusementsproducent. Hij produceert Spetters (Paul Verhoeven, 1980) en is uitvoerend producent bij twee films met komiek André van Duin: Ik ben Joep Meloen (1981) en De boezemvriend (1982). Tevens is hij uitvoerend producent van De zwarte ruiter (Wim Verstappen, 1983).

Met zijn eigen, in 1983 opgerichte productiemaatschappij Riverside Pictures is Versluys betrokken bij de dure (25 miljoen gulden) internationale productie Flesh+Blood, Verhoevens eerste Engelstalige film en zijn ticket naar Hollywood. Ondanks de hoofdrol van Rutger Hauer en een Gouden Kalf voor beste film wordt het niet het succes waar het duo Versluys en Verhoeven op hoopt.

Daarna volgen Blonde Dolly (Gerrit van Elst, 1987), Havinck (Frans Weisz, 1987), Shadowman (Piotr Andrejew, 1988; met Tom – Amadeus – Hulce) en de Yvonne Keuls-verfilming Jan Rap en z’n maat (Ine Schenkkan, 1989; eerder produceerde hij Schenkkans Aanstelleritis, 1982). Zijn laatste klus als filmproducent is Leedvermaak (Frans Weisz, 1989, naar het toneelstuk van Judith Herzberg). En daarmee is de cirkel min of meer rond: Versluys was in zijn beginjaren productieleider bij Weisz’ door de Nouvelle Vague geïnspireerde speelfilmdebuut Het gangstermeisje (1966).

In 1990 gaat hij weer met Joop van den Ende samenwerken, bij het toen kersverse JE Entertainment, waar hij verantwoordelijk wordt voor het opzetten van internationale coproducties op het gebied van film en televisie. Er zijn plannen voor meerdere films, maar als Van den Ende zich meer en meer op commerciële televisie (en daarna musicals) gaat richten is het voorbij voor filmproducent Versluys. In de documentaire Gijs gaat het over zijn betrokkenheid bij de sitcom Vrienden voor het leven en de soap Goede tijden, slechte tijden, maar over film wordt niet meer gerept.

Met dank aan Marjolein van Panhuys