Alain Delon (1935-2024)

Alain Delon in Le samouraï (1967)

Een Franse legende is heengegaan. Alain Delon, de acteergrootheid die vooral furore maakte in de jaren zestig en zeventig, is op 18 augustus 2024 overleden. Hij werd 88 jaar.

“Ik weet niet wat er in je hoofd omgaat”, verzucht Romy Schneiders personage in La piscine (1968). Haar tegenspeler Alain Delon, die als haar jaloerse minnaar Jean-Paul een machtsspel met haar ex is aangegaan en bovendien net diens achttienjarige dochter heeft verleid, kijkt schijnbaar onbewogen voor zich uit. Sec gezien beweegt zijn gezicht amper, maar er gebeurt van alles. Er gaat een wereld van emoties schuil achter die helblauwe ogen, die onmogelijk lange wimpers en de kleine spiertjes die minimaal onder zijn huid trekken.

Alain Delon, de Franse superster die onlangs overleed, was hier een meester in. Of hij nu een gepassioneerde love interest, een kille huurmoordenaar of een zachtaardige bokser speelde. Het was dit talent, bovenop zijn welhaast engelachtige schoonheid en zijn absolute stage presence, dat hem talloze filmrollen en de eeuwige roem bracht.

In zijn gloriedagen, de jaren zestig en zeventig, was hij niet weg te denken uit het Franse filmlandschap. Mede dankzij rollen in Italiaanse meesterwerken en enkele Amerikaanse producties bereikte zijn faam een wereldwijde status. Waar het Europese publiek Delon vooral kende uit auteursfilms en misdaadfilms, als koelbloedige gangster of huurmoordenaar, kwam hij in Japan óók voorbij in talloze commercials, als de belichaming van de ultieme Franse elegantie. In Amerika zag men de Fransman als ‘mooiboy’ met de blockbusterpotentie van James Dean. Mocht Delons carrière daar zijn begonnen – wat bijna gebeurde – dan had die er heel anders uitgezien.

Alain Delon werd in 1935 geboren in een voorstad van Parijs. Zijn jeugdjaren verliepen chaotisch. Toen zijn ouders na Delons kleutertijd scheidden, belandde het jongetje in diverse pleeggezinnen. Later trok hij alsnog in bij zijn moeder en stiefvader. De jongeman was uit rebels hout gesneden: hij werd van verschillende scholen geschopt. Toen hij zich als zeventienjarige aanmeldde bij de marine om als parachutist mee te strijden in de Eerste Indochinese Oorlog, werd hij er maanden gevangen gehouden en oneervol ontslagen omdat hij orders niet opvolgde. Daarna volgden losvaste baantjes in de horeca, in de verkoop en stond hij in de slagerij van zijn stiefvader.

In Le Monde verzuchtte de oude Delon meer dan eens: “Als ik varkensslager was gebleven, had ik nooit zoveel problemen gehad.” Want het acteren mocht hem dan bevallen, aan het gedoe rondom zijn roemruchte privéleven had hij levenslang een uitgesproken hekel.

Het begon allemaal in zekere zin toevallig, toen Delon eind jaren vijftig aanhaakte bij bevriende acteurs voor een bezoekje aan het filmfestival in Cannes. Daar werd Delon prompt gescout door een assistent van de Amerikaanse producent David O. Selznick. Een mooi contract in Hollywood lag al klaar voor ondertekening, mits Delon zijn Engels zou verbeteren. Maar nog voor alles in kannen en kruiken was, kreeg de Fransman een bijrol als huurmoordenaar aangeboden in Yves Allégrets Quand la femme s’en mêle (1957). Al een jaar later speelde hij de geliefde van Romy Schneider in Christine.

Zijn echt grote doorbraak kwam met zijn rol als de knappe, maar dodelijke identiteitsrover Tom Ripley in Plein soleil (1960), René Cléments verfilming van Patricia Highsmiths roman The Talented Mr. Ripley. In datzelfde jaar speelde hij, gedubt en wel, in Luchino Visconti’s meesterlijke filmepos Rocco e i suoi fratelli. Delon speelde een goeiige, krankzinnig vergevingsgezinde broer en bokser. De wasmeisjes uit de film noemen zijn personage treffend “schone slaper”. Met Delons engelachtige gelaat en zijn natuurlijke acteerwerk werd Rocco gelijk een van zijn bekendste rollen.

Het ging in die jaren razendsnel met zijn carrière. Alain Delon had geen formele opleiding maar hij “leefde” zijn rollen, vertelde hij later herhaaldelijk in interviews. En dat deed hij met verve. Zelfs als hij een sigaret opstak – en dat gebeurde nogal eens gedurende zijn hele oeuvre – eiste hij de volle aandacht op.

Hij werkte zo’n twintig jaar onafgebroken. Met gemiddeld drie filmrollen per jaar in vaak goed ontvangen auteursfilms van Europese bodem, was hij in die jaren niet weg te denken van het filmdoek. De groten der aarde stonden in de rij om met hem te werken. Michelangelo Antonioni koos hem als materialistische effectenmakelaar in L’eclisse (1962), Visconti castte Delon nogmaals, dit keer in Il gattopardo (1963), tegenover Burt Lancaster.

Er tekende zich gaandeweg een patroon af qua rollen in misdaadfilms, als huurmoordenaar, gangster of politieman. Zo verscheen hij in meerdere films van Jean-Pierre Melville, met Le samouraï (1967) als bekendste titel. Elke thriller knapt op van de zelfverzekerde schwung van Delon, die je er uit kan tekenen in coole trenchcoats, eventueel met hoed en altijd met die onvermijdelijke sigaret. Hoewel Delon niet bepaald een straatvechter was, hing er toch altijd die zekere zweem van rebellie om hem heen. Hij bleef die welhaast androgyne wolf in schaapskleren die ieder moment toe kan slaan. Is het niet als koelbloedige killer, dan toch in de hoedanigheid van onweerstaanbare minnaar.

Hij begon zich in de loop der tijd ook te richten op het produceren van films en regisseerde bovendien zelf de twee niet onverdienstelijke misdaadfilms: Pour la peau d’un flic (1981) en Le battant (1983), waarin hij tevens de hoofdrollen speelde. Toen vanaf de vroege jaren negentig enkele films niet zo best ontvangen werden, liet hij zich steeds minder zien. Toch won Delon gedurende zijn over decennia uitgestrekte filmcarrière de nodige prijzen, waaronder een César voor beste acteur, als alcoholist die wanhopig zoekt naar een naar zekere dame in Notre histoire (Bertrand Blier, 1984). Later vielen hem oeuvreprijzen ten deel, zoals de ere-Gouden Beer van de Berlinale (1995), een Lifetime Achievement Award in Locarno (2012) en de ere-Gouden Palm in Cannes (2019).

Hoewel hij van meet af aan ten strijde trok tegen onthullingen rondom zijn privéleven, heeft dat bestaan tot aan zijn dood alle tekenen van een Griekse tragedie gehad. In 1968 werd zijn lijfwacht vermoord op een vuilnisbelt aangetroffen; Delons Corsicaanse gangstervriend François Marcantoni was een verdachte. Delon had een stormachtige romance met mede-ster Romy Schneider die breed uitgemeten werd in de pers. Hij kreeg later kinderen bij twee verschillende vrouwen en verwekte mogelijk een zoon bij The Velvet Underground-zangeres Nico. Deze in 2023 overleden jongen werd nooit erkend, maar wél opgevoed door Delons moeder.

Paris-Match en consorten smulden decennialang van alle controverses rondom Delon. Die storm ging nooit helemaal liggen. Zeker niet toen Delon openlijk de extreemrechtse partij Front National steunde en hij beticht werd van homofobe uitspraken en misogynie. Dat leverde zelfs nog een relletje op toen Delon die ere-Gouden Palm in Cannes op kwam halen. In die periode had hij zich al deels teruggetrokken uit de filmwereld. Hij richtte zich op zaken als vastgoed, kunstverkoop en het aan de man brengen van kleding en accessoires als brillen en parfums. Niet onverdienstelijk overigens, want Delon laat een godsvermogen na. Ook Delons laatste jaren werden getekend door gedoe, geruzie en rechtszaken met kinderen onderling, artsen en dierenactivisten. Delons laatste wens om zijn gezonde hond mee te nemen in zijn graf werd na druk van activisten niet ingewilligd. Het zaadje voor een biopic over Delons leven ligt vast al ergens te ontkiemen.

Hoewel Delon zijn acteerwerk meermaals ‘officieel’ vaarwel heeft gezegd, liet hij zich zo af en toe nog strikken voor een kleine rol. Zo speelde hij in 2008 nog een geinige Julius César in Astérix aux jeux olympiques (2008). Er was van alles veranderd sinds zijn gloriedagen als jonge halfgod, barstend van het natuurlijke acteertalent. Maar zijn karakteristieke blauwe ogen stalen nog altijd de show.