Wim de Witte over het vijftigste Film Fest Gent
‘Wat we met muziek bereikten is iets om fier op te zijn’

Wim De Witte. Foto: Bas Bogaerts/Film Fest Gent
Begonnen als een klein lokaal ‘gebeuren’ met een alternatief imago viert Film Fest Gent van 10 tot en met 21 oktober zijn vijftigste editie. Het is het grootste Belgische filmfestival met jaarlijks ruim honderdduizend bezoekers en dankzij een focus op muziek ook internationale uitstraling. Geen toeval dat het Gentse feestproject 2×25 componisten en filmmakers op een nieuwe manier laat samenwerken. “We slaan graag bruggen”, benadrukt artistiek directeur Wim De Witte.
Aan de wieg van het filmfestival van Gent stond een ondertussen legendarische figuur: Ben ter Elst. Een ‘gekke Nederlander’ die begin jaren zeventig op de Gentse hippiesfeer surft. De Belgische universiteitsstad zag op dat moment het in de jaren zestig nog zeer uitgebreide netwerk aan wijkbioscopen instorten. Voor het grote publiek was ‘naar de bioscoop gaan’ niet langer een unieke ervaring. Tegen die trend in opent Ter Elst Studio Skoop én besluit hij te focussen op ‘film’, op het medium. Dat nieuwe namen en ‘andere’ cinema internationaal in beeld komen, helpt om Studio Skoop als ‘alternatief’ te profileren.
Volgende stap: een filmfestival. Ter Elst tovert een onbekend, poëtisch klinkend woord uit zijn hoed: Filmgebeuren. In januari 1974 organiseert hij, samen met Dirk De Meyer, verantwoordelijk voor de universitaire filmclub, ‘Het Eerste Internationaal Filmgebeuren van Gent’. “Niet zomaar een festival”, klinkt het. Met nog geen twintig titels maar wel vernieuwend, provocerend werk zoals Solaris (Andrej Tarkovski) en Winter Wind (Miklós Jancsó). Het zijn door de mazen van het distributienet geglipte films die bezoekers de kans bieden om ontdekkingen te doen. De volgende jaren doen auteurs als Fassbinder, Bertolucci en Kurosawa het programma groeien.
Het groeit zelfs explosief en Ter Elst beseft dat hij organisatorische steun nodig heeft. Jacques Dubrulle zorgt voor professionalisering en internationalisering. Dat opent perspectieven voor het festival, maar sluit deuren voor de oprichter, die zich plotseling ‘out of time’ voelt. Rebelsheid, provocatie en eigengereid beleid passen niet in strikte structuren. Het resultaat is een breuk die voor Ter Elst voelt als een mokerslag.
Het ‘Internationaal Filmgebeuren van Vlaanderen-Gent’ zelf blijft de volgende decennia en in het nieuwe millennium verder groeien. Ook wanneer Dubrulle de fakkel doorgeeft aan een team met programmator Wim De Witte en artistiek directeur Patrick Duynslaegher als drijvende krachten. Het festival onderscheidt zich door zich te richten op ‘de impact van muziek op film’, een internationale competitie, een reeks beroemde gasten (Sam Fuller, Terry Gilliam, Arthur Penn, Michael Haneke, Terence Davies, Paul Schrader), award-evenementen (Joseph Plateauprijs, World Soundtrack Awards), concerten (Giorgio Moroder, Ennio Moricone, Hans Zimmer) en expo’s (Cités-Ciné, Kubrick, Tati, Bergman).
Bij de veertigste editie wordt de stap van filmfestival naar filmfeest bezegeld met een nieuwe naam: Film Fest Gent. Een pandemie verder is er opnieuw feest in Gent. Aanleiding voor een terugblik met artistiek directeur Wim De Witte.
U bent vergroeid met ‘vijftiger’ Film Fest Gent. “Het filmfestival is mijn eerste en tot nu toe enige werkgever. Juni 1988 stapte ik als jonge cinefiel naar het festival toen ik me net had ingeschreven aan de universiteit en plotseling drie maanden ‘vrij’ was. Festivaldirecteur Jacques Dubrulle gaf me die zomer een job op de persdienst. In oktober keerde ik terug als stagestudent, om bij de zalen tickets te scheuren. Zo kon ik ook films zien, ook al moest ik steeds de eerste tien minuten missen. Ik werd er nog voor betaald ook, want daar was toen ruimte voor. Elk jaar was ik van de partij en toen ik afstudeerde zocht men een assistent voor programmatie-verantwoordelijke Walter Provo. In 2000 ging hij weg en nam ik samen met een team de job over als uitvoerend programmeur. In 2011 kwam Patrick Duynslaegher er als artistiek directeur bij en toen hij acht jaar later stopte om zich te concentreren op het cureren van het ‘Classics’ programma werd ik artistiek directeur.”
Zo bent u betrokken bij de evolutie van een festival dat zich aanvankelijk richt op films zonder distributeur en zich ontwikkelde tot een ‘best of’ van het festivalcircuit. “Er zijn vooral dingen bijgekomen. De films zonder distributeur maken nog altijd het grootste deel van ons programma uit. Maar groeien betekent ook dat je meer budget nodig hebt, wat dan weer extra aandacht vraagt en daardoor is er behoefte aan andere namen.”
Tot festivalgangers verloren lopen in het ruime aanbod. “Toen ik het overnam van Walter zaten we met een programma van zo’n tweehonderd langspeelfilms. Dat was ook voor onze organisatie te veel. Vergeet niet dat er nog geen sprake was van e-mail en alles met fax en telefoon moest gebeuren. We werkten met 35mm kopieën en dat fysieke aspect zorgde er voor dat een aantal films nooit vertoond zijn omdat ze niet op tijd arriveerden. We maakten het onszelf extra moeilijk door retrospectieven te organiseren met soms wel honderd titels. Bovendien doe je jezelf te veel concurrentie aan waardoor de films niet het platform krijgen dat ze verdienen. Daarom hebben we afgebouwd. Met 100 à 120 langspeelfilms en zo’n 20 kortfilms is het programma nog altijd stevig, maar het retrospectieve programma is nu kernachtiger. Patrick zorgt daarbij de laatste jaren via teksten ook voor contextualisering van de films. Dankzij sociale media kunnen we ondertussen gerichter communiceren met ons publiek.”
Via secties en tags gidst FFG festivalgangers. “We zien dat nieuwe bezoekers nog altijd overweldigd zijn door het programma en zeggen niet te kunnen kiezen. Maar wie er al vaker ingedoken is kan wel zijn weg vinden. Zeker met secties als Sound and Vision en Artists on Film, die duidelijk aangeven wat ze zijn. Met de competitie en de officiële selectie is dat minder, maar de bezoekers weten wel dat het om grote en kleinere onuitgegeven films gaat. Het leggen van de programmapuzzel is moeilijk omdat er zoveel manieren zijn waarop een publiek kiest. Het is onmogelijk voor iedereen een programma op maat te maken. Weinigen kunnen zich immers het volledige festival vrijmaken. Al hebben we onder onze vaste bezoekers een koppel dat elk jaar op huwelijksreis trekt naar ons festival!”
Twee jaar geleden toonden Maryam Moghadam en Behtash Sanaeeha, de Iraanse co-scenaristen en co-regisseurs van The Ballad of a White Cow, zich verbaasd over hoeveel volk er op een gewone weekdag naar hun film kwam kijken. Dat zagen ze in Iran niet gebeuren. “Wanneer je buiten de festivalperiode op een weekdag naar de bioscoop gaat is het ook niet drummen geblazen. In dat opzicht profiteren we van het evenement aspect. Waardoor naast gepensioneerden en studenten voor wie het academiejaar net gestart is ook nog voldoende andere mensen zijn die tijd vrijmaken om iets mee te pikken. Daardoor hebben we niet enkel op de avondvoorstellingen goed gevulde zalen.”
Het blijft onvoorspelbaar welke films het publiek er uit pikt. “Er zijn altijd films waarvan je denkt dat ze gaan aanslaan die het absoluut niet doen, terwijl films waar je voor vreesde onverwacht een stormloop veroorzaken Tijdens de corona-editie van 2020 stond Aalto van Virpi Suutari op het programma en elke extra voorstelling was in een mum van tijd uitverkocht. Op het online platform van dat jaar hadden was het ook de best bekeken film. Verrassend voor een Finse docu over een architect.”
Inspireren dergelijke verrassingen een zaalwissel? “Veranderen doen we minder en minder. Digitale projectie heeft zijn voordelen, maar het betekent wel dat het materiaal niet geschikt is voor elke projector, waardoor je niet zomaar kan switchen. We houden het wel in de gaten. Al is extra voorstellingen inlassen verre van evident. Er is weinig ruimte in het schema en we merkten bovendien dat wanneer een film niet is opgenomen in het programmaboekje, het publiek minder zijn weg vindt naar die voorstelling. Ondanks alle moderne communicatiemiddelen. Alleen met een superpopulaire film kan je dan de zaal nog voldoende vullen.”
In de jaren tachtig waren muziekfilms al nadrukkelijk aanwezig maar de aandacht die het filmfestival ging besteden aan de impact van filmmuziek zorgde voor een heroriëntatie. “In 1983 vroeg het Festival van Vlaanderen om samen een stille filmvertoning te organiseren van Kozintsevs New Babylon begeleid door live uitgevoerde muziek van Dmitri Sjostakovitsj. Dat viel in de smaak en zo organiseerden we een paar keer samen een concert, dat voor het muziekfestival het slotconcert was en voor ons een soort pre-opening. Parallel ontstond vanuit ons programmateam het idee om meer aandacht rond en discussie over muziek te organiseren met de vertoning van films als Stop Making Sense, de Talking Heads-film van Jonathan Demme. Alleen bleek het niet zo evident om elk jaar een degelijk programma muziekdocumentaires samen te stellen. Dat zette ons aan om de omslag te maken naar componisten.
“We hadden het geluk om in 1987 meteen al grote namen te hebben, met Georges Delerue die een nieuwe, voor het Russische Casanova (1927) gecomponeerde score dirigeerde in de Gentse opera en Ennio Morricone die een concert gaf in het Gents Kuipke. Een andere mijlpaal was het concert van Hans Zimmer in 2000, zijn eerste ooit. Uit gesprekken met mensen die hiervoor uit Amerika waren overgekomen begrepen we dat er veel frustratie leefde over de neerbuigende houding van Hollywood tn opzichte van filmmuziek. Daarom leek het ons een goed idee om in 2001 die World Soundtrack Academy op te richten en jaarlijks prijzen uit te reiken.”
Componisten een podium geven was ongezien in het festivalcircuit. “Voor mensen die altijd in de schaduw bleven was de aandacht natuurlijk heel fijn. Niet alle filmmuziek is concertwaardig, maar plots was er wel een mogelijkheid op een ander leven, los van de film. Componisten kregen daarbij een plaats op het podium, wat hun ego streelde. Dat leverde ons een heel dankbaar publiek op en bereidheid mee te werken aan nieuwe projecten.”
De stap van vaak korte muziekfragmenten naar een volwaardig concert is wel immens. “Inderdaad. Het probleem was bovendien dat er vaak amper materiaal was. Van het werk van Hans Zimmer bestonden bijvoorbeeld geen partituren. Er waren wel korte queues maar die moesten herwerkt worden tot een suite die een aantal thema’s samenbracht. Dat is dit jaar ook weer de opdracht bij zowel Nicola Piovani als Laurence Rosenthal, een componist die een beetje vergeten is. Alhoewel zijn carrière legendarisch was, hij supermuziek gemaakt heeft (onder meer voor The Miracle Worker) en een van de laatste grote Hollywood-componisten is. Maar ook hier moet alles bijeengesprokkeld worden.”
Vorig jaar gaf Howard Shore een ‘leçon de musique’ in Cannes. Aanvankelijk waren die lessen in Cannes gericht op regisseurs. Hebt u het gevoel dat het kleine Gent hier invloed heeft uitgeoefend? “Er zijn eerder al enkele muzieklessen geweest, want de beroepsorganisatie SACEM [Société des auteurs, compositeurs et éditeurs de musique] is al lang bij Thierry Frémaux aan het lobbyen om een muziekprijs aan het palmares toe te voegen. De festivaldirecteur is daar evenwel tegen gekant. Maar het is inderdaad zo dat wereldwijd de aandacht voor filmmuziek groeit. Met spectaculaire events. Zo komt in oktober Tim Burtons componist Danny Elfman een concert geven in de Londense Royal Albert Hall.”
In zijn les zei Shore “cinema heeft me toegang gegeven tot orkesten”. Dat doet Film Fest Gent jaarlijks. “Dat is voor iedereen een, soms pittige, uitdaging. Het is natuurlijk zo dat muziek die goed is voor een kleine opvoering niet altijd zomaar de overstap naar een symfonisch orkest kan maken. Ook al omdat componisten dan de neiging hebben het grootser te maken. Om de vijftigste verjaardag van het festival te vieren hebben we het project 2×25 gemaakt, waarbij we 25 componisten koppelen aan 25 filmmakers. Daar viel op dat hoe divers de muziek ook was, componisten toch veelal kozen voor een uitvoering door een symfonisch orkest. Vandaar dat de fantastische samenwerking met de Brussels Philharmonic en componist/dirigent Dirk Brossé zo belangrijk is. Wanneer componisten hier zijn voor opnamen zijn ze erg onder de indruk van de zaal in Flagey en van het orkest. We moeten telkens lang op voorhand plannen, maar dat bevalt componisten, die vaststellen dat het bij filmmuziek meestal vrij laat schakelen wordt en de filmwereld niet echt respectvol met hen omspringt.”
Het betekent wel dat jullie lange tijd intensief aan het muzikale luik werken. “Ook omdat we wel wat tijd nodig hebben om onze concerten aan te kondigen en ticketverkoop op te starten. Daar bovenop komt de zaalproblematiek hier in Gent, de agenda’s van orkest, Dirk en de componisten die maakt dat we alles lang op voorhand bekijken. Dit jaar organiseren we een concert in zaal Capitole, maar voor volgend jaar weten we nog niet waar we terecht gaan komen.”
Groeit de internationale belangstelling voor filmmuziek? “Voor het concert van Rosenthal komen zelfs mensen over vanuit Canada, dus het wordt zeker opgepikt. Er bestaat ook een fanpubliek voor fysieke dragers, voor soundtrack cd’s, en we merken dat Spotify eindelijk een classificatie voor soundtracks heeft ingevoerd, weliswaar voornamelijk voor Netflix producties.”
Hoe ontstond 2×25? “Voor die vijftigste verjaardag wilden we sowieso iets speciaals doen. Bij de veertigste verjaardag hadden we componisten al gevraagd om 1 minuut muziek te maken, beginnend en eindigend met dezelfde noot zodat we alles konden laten aansluiten. In Cannes (Chacun son cinéma) en Venetië was men bij feestprojecten vertrokken van filmmakers, maar wij vroegen ons af of we het niet konden omdraaien. We horen vaak van regisseurs en scenaristen dat ze bij het schrijven geïnspireerd worden door, en luisteren naar, filmmuziek. Dat bracht ons op het idee om eerst componisten muziek te laten maken en dan aan filmmakers te vragen ermee aan de slag te gaan. “Omdat we na al die jaren best wel een grote poule componisten hebben, leek het ons niet zo’n uitdaging om voldoende kandidaten te vinden. Alleen bij de regisseurs waren we minder zeker. Ook al omdat zij de moeilijkste opdracht hadden. Maar eigenlijk is het vrij vlot verlopen. Twee jaar geleden begonnen we met componisten te contacteren. Hun werk is vorige zomer opgenomen door de Brussels Philharmonic, sommigen namen het in hun eigen studio op. Dan zijn we filmmakers beginnen benaderen. Enkelen zijn vrij laat in het proces gekomen, de laatste nog in juni, maar grotendeels verliep alles vlot. Ook al maakten we het ons moeilijker door geen duo’s samen te stellen die al eerder samengewerkt hadden. Elke cineast die toezegde kreeg van ons drie muziekstukjes toegestuurd zonder te weten wie ze gecomponeerd had. Dat vertraagde wel het proces, we moesten wachten tot stukjes ‘vrijkwamen’ om ze door te spelen, en betekende ook dat de laatste niet meer kon kiezen.”
Met welk budget moest men aan de slag? “We gaven iedereen 2.000 euro. Heel beperkt, maar dat prikkelde de creativiteit. Sommige films zijn heel persoonlijk, zoals Terence Davies (Passing Time) die zelf een tekst voorleest. Supermooi, een kippenvel-moment. Er zijn trouwens veel sterke dingen gemaakt. Paul Schrader die met Artificial Intelligence aan de slag gaat. Of Radu Jude die een bijzonder grappig filmpje maakte (Greetings from Crîngasi). Het is een heel diverse selectie geworden met erg sterk werk. We hadden even gedacht alle films te groeperen voor één vertoning, maar juist door die verscheidenheid en de grote contrasten leek ons dat moeilijk behapbaar voor het publiek. In het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK) gaan de films in loop te zien zijn, en op het festival worden ze voor de langspeelfilms geprogrammeerd.”
Hoe gebeurde die keuze? “Sommige makers hebben een nieuwe film die speelt op het festival: Anthony Chens The Breaking Ice, Alexandre O. Philippe’s You Can Call Me Bill en Radu Jude’s Do Not Expect Too Much from the End of the World. En Distant Voices, Still Lives van Terence Davies is in de Classics opgenomen. Daar plaatsen we hun kortfilms bij. Maar verder is de verdeling vrij willekeurig gemaakt.”
Waardoor we zoals weleer een kortfilm ontdekken tijdens een vertoning. “Dat is een beetje de Film Fest Gent-spirit die we tijdens deze feesteditie willen belichten: festivalbezoek als ontdekkingstocht. In die geest is het festival ook begonnen. Een ander aspect is dat we met het festival bruggen willen slaan, mensen met elkaar in contact willen brengen. Het is fijn om horen dat Terence Davies de Uruguayaanse componiste Florencia Di Concilio niet kende voor het project, maar nu met haar gaat samenwerken voor een nieuwe film.”
Het project versterkte de communicatie en het begrip tussen componisten en filmmakers? “Samenwerking zorgt voor begrip en respect. Bovendien heeft iedereen nood aan contacten. We merkten dat op een bepaald moment Franse bezoekers uit de muziekwereld teleurgesteld waren dat ze hier alleen maar componisten zagen. Het is inderdaad zo dat filmmakers meestal komen tijdens de eerste periode van het festival en al naar huis zijn wanneer de evenementen rond componisten doorgaan. We proberen dat beter op elkaar af te stemmen, maar dat is niet evident, ook logistiek – zo moeten we over voldoende hotelkamers beschikken. Van componisten hoorden we vaak hoe moeilijk het is om met een regisseur te praten, omdat ze toch een andere taal spreken. Maar ook omgekeerd vertelden filmmakers dat het moeilijk was om inzicht te krijgen in het metier van de componist en van daar de juiste taal te vinden. Dat bracht ons op het idee om creative partnerships op te zetten, met gesprekken tussen filmmakers en componisten.”
Zijn die ontmoetingen gericht op professionals? “Alle ontmoetingen die we organiseren staan ook open voor een breed publiek, maar zijn gericht op professionals. Met het Creative Partnership Lab laten we de laatste jaren drie jonge filmmakers en jonge componisten samen de muziekdagen volgen om ze zo elkaars vak meer te begrijpen én beter te communiceren. We willen ook bekomen dat filmmakers vertrouwen hebben in de componist die ze aanspreken. Want filmmakers zitten vaak met bestaande muziek in hun hoofd, terwijl componisten veelal met iets nieuws aankomen. Het zou ook goed zijn wanneer componisten zeer vroeg betrokken worden bij een project, in scenariofase bijvoorbeeld – al is dat niet altijd mogelijk – en niet in allerlaatste instantie om vlug-vlug iets in elkaar te boksen.”
Wil u die gesprekken ook naar het publiek brengen? De talk tussen Lucas Dhondt en Céline Sciamma was vorig jaar een hoogtepunt. “Dat is héél moeilijk. Je moet mensen hebben die goed kunnen praten en tussen wie het klikt. Lucas zat in een hectische periode met de Oscar-campagne voor Close, maar deed het schitterend en Céline had veel respect voor hem. Gelukkig hebben we dit jaar een interessante wereldpremière met GIFT, de nieuwe film van Ryûsuke Hamaguchi. Zijn vaste componist Eiko Ishibashi werd hier vorig jaar bekroond met de Discovery Award voor Drive My Car. Zij komt de prijs dit jaar uitreiken, werkte mee aan 2×25 en vertelde ons dat ze Hamaguchi gevraagd had een film te maken gebaseerd op haar muziek. Daarom vroeg ze hem om mee naar Gent te komen. Toen dat vastlag, mochten we bij de aankondiging niets prijs geven over de film omdat Hamaguchi blijkbaar tijdens de opnamen ervan zijn eigen volgende film had ontdekt. Dat is Evil Does Not Exist, die in Venetië in première ging. Tijdens zijn bezoek gaan we een talk doen tussen hem en zijn componist.”
Filmfestivals worden geassocieerd met het concept ‘goede film’. Hoe ziet u dat zelf? “Mijn team en ik vertrekken vanuit ons buikgevoel om een programma samen te stellen met films die het platform van het festival nodig hebben. Er komt veel in de zalen, te veel denk ik, en online is er op legale en illegale wijze zo veel te zien dat het publiek een soort curatorship nodig heeft. Ik heb de meeste films die we tonen gezien, niet allemaal, maar het zijn niet enkel films die ik goed vind.”
Vijftig jaar Film Fest Gent levert natuurlijk hoogtepunten en herinneringen op. Voor mij blijft de epische vertoning van Hans-Jürgen Syberbergs bijna acht uur lange Hitler – zijn Ludwig speelt dit jaar in de Classics-sectie – op harde klapstoeltjes memorabel. Waar kijkt u zelf met plezier en trots op terug? “Er is veel, maar wat we met filmmuziek bereikt hebben is uniek, iets om heel fier op te zijn. Ook al omdat het niet evident is om het aan te houden over de jaren heen. Met de agenda’s, de concertzalen, maar ook met het budget want dergelijke internationale projecten kosten veel geld. En een project als 2×25, wanneer dat lukt zijn we uiteraard erg trots. Zeker omdat mensen als Jia Zhangke, Naomi Kawase, Anthony Chen en Brillante Mendoza meewerkten. Met de keuze voor muziek en de positie die we hebben verworven, hoe kwetsbaar die ook is, zijn we in de wolken. Heel fier zijn we ook dat we dat het project van Hamaguchi tijdens deze feesteditie in première gaat. Op de persconferentie in Venetië verwees hij naar ons en dat deed ons toch wat glunderen.”
Op de rode loper van Venetië was zelfs een trailer van vijftig jaar Film Fest Gent te zien. “Normaal is dat onbetaalbaar voor ons, maar we kregen nu een gunstig aanbod en met het oog op deze feesteditie was het gepast. Ik denk niet dat we dit volgend jaar nog gaan doen. Met 2×25 willen we echt internationaal uitpakken. Vandaar dat we het vanaf 15 september online lanceerden, waardoor het vroeg door de internationale filmpers wordt opgepikt. We hebben alle deelnemers ook uitgenodigd en velen zullen ook komen naar het festival. Wat toch wel voor een bijzondere dynamiek gaat zorgen.”
Na de pandemie en met het oog op de toekomst na dit vijftigste Film Fest Gent schuiven jullie het promoten van de waarde van ‘samen in het donker naar films kijken’ als missie naar voor. “Dat idee koesterden we al voor covid, maar we hebben nu nog meer het gevoel dat we het moeten uitdragen. We waren allemaal blij dat er iets was als een online platform tijdens de pandemie, maar we hebben heel bewust ervoor gekozen om dat het jaar nadien stop te zetten. Onze rol ligt in het samenbrengen van mensen, in het tonen van een film op een groot scherm, terwijl je je mobiele telefoon uitzet bij het kijken. De collectieve beleving van emoties is iets anders dan thuis in uw zetel films kijken. Iedereen zegt dat ook, zo moeilijk om dat uit te dragen is dat niet, maar het is minder evident om mensen dat ook te laten doen. Wanneer we de volgende jaren iets kunnen bijdragen om aan te tonen dat dit het verschil maakt zullen we tevreden zijn van ons leven na vihftig.”
Het idee dat je nog een inspanning moet leveren maakt film waardevoller. “Klopt. Ook de kans om ontdekkingen te doen vormt een belangrijk aspect van een festival. Zeker voor wie zoals Film Fest Gent blijft focussen op onuitgegeven films. Het grote publiek heeft bijna geen aanknopingspunten met de films die wij tonen, dus gaan kijken is sowieso een ontdekkingstocht. We zien aan het succes van onze tienrittenkaart dat veel mensen zich nog willen laten verrassen. Het avontuurlijk aspect zorgt voor extra kijkplezier. Daar liggen onze roots én onze toekomst.”
Film Fest Gent | 10 t/m 21 oktober | Diverse locaties, Gent