Liu Jian over Art College 1994

‘De confrontatie van westerse en Chinese kunst was heel vruchtbaar’

Art College 1994

Het Groningse animatiefestival Framed presenteert de Nederlandse première van Art College 1994, Liu Jians portret van rondlummelende Chinezen, even meanderend (en even geweldig) als voorganger Have a Nice Day.

Net als Have a Nice Day (2017) draaide Liu Jians in stijl en sfeer vergelijkbare opvolger Art College 1994 (2023) in de hoofdcompetitie van de Berlinale. Dat is bijzonder. De grote festivals hebben immer te weinig oog voor animatie, maar dat een individuele animatieregisseur mag terugkeren is helemaal zeldzaam. Misschien wordt Liu Jian wel zo iemand met, zoals we zeggen, een ‘abonnement’ op Berlijn – net zoals elke film van de Dardennes in de hoofdcompetitie van Cannes belandt. En dat is iets wat eigenlijk geen enkele animator kan zeggen.

Have a Nice Day had een misdaadplot en was daarmee een makkelijker publiekstrekker dan Art College 1994, waarin studenten rondhangen aan een Chinese kunstacademie en ouwehoeren over kunst, liefde en de rest van het leven. Maar feitelijk verschillen de films niet zo veel. Ook in Art College 1994 zit een onverwachte geweldsuitbarsting. En ook in Have a Nice Day wordt eindeloos geouwehoerd over van alles en nog wat.

Ook stilistisch zijn het duidelijk werken van dezelfde auteur, die zijn benadering aangeduid heeft als ‘neorealistische animatie’. Ze hebben dezelfde precisie van houdingen en blikken, die grotendeels compenseren voor de beperkte bewegingen in zijn lowbudget films. Samen met de fijne lijnvoering, het geloofwaardige stemacteren en sounddesign, en de gedetailleerde achtergronden van de als landschapschilder opgeleide Liu, vol verwijzingen naar cultuur en maatschappij, waarnaar eindeloos te kijken valt. Ook hebben beide films op zichzelf staande intermezzo’s die een moment van reflectie bieden – in Art College 1994 bijvoorbeeld een muzikaal omlijste reeks met potlood geschetste zwart-witportretten.

Als je weet dat Liu geboren is in 1969 en zelf ook op een kunstacademie heeft gezeten, is het logisch te verwachten dat Art College 1994 gebaseerd is op zijn eigen ervaringen. En dat klopt ook, vertelt Liu in Berlijn. “Sommige van deze discussies hebben we destijds letterlijk zelf gevoerd en konden we nu gebruiken in de film.” Discussies over de zin en onzin van kunst, bijvoorbeeld. En over de westerse invloeden die het zich langzaam openende land opeens in veel ruimere mate bereikten – zo zien we iemand een muziekcassette kopen van Nirvana’s album In Utero.

Liu Jian

Was je zelf een Nirvana-fan? “Ja, heel erg. Jij ook?”

Best wel. Ik vind hoofdpersoon Xiaojun ook op Cobain lijken, met zijn grungy haar en houding. “Oh, dat was dan per ongeluk! Maar ik vind het wel fijn om te horen, haha.”

Was 1994 een soort piekjaar van die westerse invloed? “De jaren negentig in het algemeen. En 1994 was gewoon een heel goed jaar voor kunst, voor film en literatuur.”

In de film gaat het ook veel over westerse moderne kunst, zoals Duchamp en Matisse. Werden jullie in die periode overspoeld door kunstenaars uit het Westen? “Het gaat mij meer om de confrontatie die er destijds was tussen westerse kunst en traditionele Chinese kunst. Dat is denk ik een heel vruchtbare ontmoeting van culturen geweest, die tot waardevolle discussies heeft geleid. Daarom heb ik nog altijd een zwak voor die periode.”

Art College 1994 is gemaakt samen met leerlingen en leerkrachten van de China Academy of Art waaraan Liu zelf lesgeeft. De situatie voor hedendaagse studenten is volgens hem echter heel anders dan die toen hijzelf studeerde. “Zij groeien op in een totaal andere tijd en omgeving. In de jaren negentig werden wij sterk beïnvloed door de manier van lesgeven en spraken we veel over kunst, literatuur en filosofie. Terwijl studenten tegenwoordig veel meer bezig zijn met het internet, mobieltjes en andere materiële zaken.”

Het lamlendige gelummel van de studenten in Liu’s film is daarentegen van alle tijden – het verbaast niet dat hedendaagse kunststudenten die zo raak hebben weten te treffen. Ik vraag Liu of hij bekend is met het slackergenre, met films zoals Clerks (Kevin Smith, 1994) en Slacker (Richard Linklater, 1990). “Ik ken die films wel en ik vind het een interessant genre. Maar ik geloof niet dat ik erdoor beïnvloed ben. Bij mij tellen alle gesprekken op tot een geheel. Ze zijn allemaal belangrijk.” Het rustige, meanderende tempo van zijn films heeft bovendien een historische kant: “Het was een tijd waarin mensen rustiger levens hadden. En dus meer tijd om het te hebben over spirituele zaken.”

Want dat de twintigers in Art College 1994 met een toon van desinteresse ouwehoeren, wil nog niet zeggen dat ze niet menen wat ze beweren. De discussies over kunst zijn, hoewel ze soms oeverloos lijken, wel degelijk steekhoudend. En liggend in het gras, starend naar de hemel, of staand op de brug, starend naar de rivier, hebben ze het uiteindelijk over wezenlijke beslissingen in hun levens. Of je je houdt aan de idealen die je in de beschermde omgeving van een kunstacademie met zo veel aplomb hebt verdedigd, of toegeeft aan de verleiding van een comfortabeler leven van maatschappelijk conformisme. Een cruciale vraag, zeker voor een kunstenaar, en in filmvorm een spiegel voor de toeschouwer.

Dat Liu beroemde kunstenaars wist te strikken om de stemmen van bijrollen in te spreken is opvallend. In het Westen kennen we in elk geval de filmmakers Jia Zhangke en Bi Gan. Het doet vermoeden dat zijn films in China niet alleen als animatie, maar überhaupt als cinema worden gewaardeerd. Als kunst. Wat precies is waar Liu op hoopt. “Dit is nu de tweede keer dat we geselecteerd zijn voor de hoofdcompetitie van de Berlinale en daar zijn we erg blij mee. Want filmfestivals moeten zich niet beperken tot bepaalde expressiemogelijkheden, maar kijken welke vorm het beste past bij bepaalde thema’s. We moeten animatiefilms niet afzonderen, maar beschouwen als deel van het geheel van cinema.”


Art College 1994 is op 24 en 26 mei 2024 te zien op animatiefestival Framed in Forum, Groningen, en op 1 juni 2024 in de Schuur, Haarlem, als onderdeel van de Stripdagen.