Fabián Bielinsky over Nine Queens

De geur van de straat

Criminele aristocraten

De toeschouwer is nog maar de minste die in de Argentijnse film Nine Queens voor de gek wordt gehouden. In het jargon van de heist-film en met een plot die in de verte aan David Mamets The House of Games doet denken, ontmaskert debuterend regisseur Fabián Bielinksy de erecode van de oplichters: "Het is een rare criminele sector, wel geld, geen vuile handen."

Twee oplichters ontmoeten elkaar op een dag in Buenos Aires. En ze zouden beter moeten weten dan te gaan samenwerken, want vanaf het begin af aan willen ze elkaar al te slim af zijn: de jonge onervaren Juan (Gastón Pauls) en de geslepen Marcos (Ricardo Darín). Ze kunnen miljoenen verdienen met de verkoop van een zeldzame postzegel, ware het niet dat op het moment suprème de banken hun tegoeden bevriezen. Of is die aan de recente Argentijnse geschiedenis ontleende gebeurtenis ook geënsceneerd?

In zijn speelfilmdebuut Nine Queens (Nueve reinas) mixt de Argentijnse regisseur Fabián Bielinksy (1959) de beste traditie van de oplichtersfilm met de sociaal-economische werkelijkheid van zijn land. Het leverde hem een rij aan prijzen van de Argentijnse critici op. Eerder dit jaar was hij in Brussel voor de Europese première van zijn film. De Filmkrant sprak met hem.

Nine Queens heeft een echte puzzelstructuur. Hoe heeft u het scenario geschreven? "In feite was het schrijven van het scenario voor Nine Queens heel eenvoudig. Het uitgangspunt lag bij de personages. Ik had aanvankelijk geen idee over het precieze verloop van de plot. Die kwam voort uit de omstandigheden. Er was geen schema, ik schreef gewoon de ene scène na de andere en vulde later de gaatjes op. Zelf heb ik ook niet het gevoel dat de film een soort doolhof is. Ik beperkte me tot één verhaallijn die zich gedurende één dag moest afspelen. En de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik het principe van de heist-movie ook niet zo heel erg goed onder de knie heb. Wat mij voortdreef was mijn fascinatie voor de hoofdpersonen, mensen die hun hele leven vullen met het uitvoeren van gedachte-experimenten: als dit, dan dat. In wezen was dat precies wat ik ook deed."

Wat fascineerde u zo aan uw hoofdpersonen? "Marcos en Juan zijn allebei oplichters, maar daar houden de overeenkomsten wel zo’n beetje op. Ze hebben verschillende achtergronden en doen wat ze doen om verschillende redenen. Gedurende een dag in hun leven houden ze zich met hetzelfde bezig, maar dan nog hebben ze daar verschillende motieven voor. Marcos is het meest hardboiled van de twee. Hij is de ervaren streetman zonder morele remmingen. Zijn enige motivatie ligt in de actie. Hij is de anti-neuroot. Juan is zijn tegenpool. Hij wil wel het geld, maar geen vuile handen. Volgens Marcos maakt hem dat tot een lafaard. Aan het einde van de dag is iedereen hetzelfde. Het métier van de oplichters is een rare criminele sector. Het meest kenmerkende is de afwezigheid van geweld. Ze gebruiken hun hersens in plaats van geweren. Dat plaatst de morele respons van het publiek op een glijdende schaal. De balans slaat op een gegeven moment door in het voordeel van die boeven en je gaat je als eerlijk mens met die dieven identificeren. Dat is de grootste aantrekkingskracht van dit genre: de fascinatie voor het oneerlijke."

In uw film beschouwen de oplichters zich niet als echte criminelen. De heler verkoopt alles wat er te verkopen valt, maar geen wapens, want, zo zegt hij, hij is geen misdadiger. "Er bestaat een criminele hiërarchie. Marcus zegt het zelf: iedereen kan een pistool dragen, maar niet iedereen kan zijn hersens gebruiken. Oplichters zijn de criminele aristocraten. Dat werpt ook het morele aspect omver. Om een goede oplichter te zijn, moet je zelfverzekerd zijn, mensenkennis hebben, in één oogopslag iemands vertrouwen winnen. Probeer een wildvreemde maar eens zover te krijgen dat hij je zijn tas geeft. Die oplichters hebben dus karaktereigenschappen die we doorgaans als positief ervaren."

Nine Queens is heel naturalistisch gedraaid en lijkt meer op een film van Ken Loach dan op een glossy gangsterfilm. Hoe kwam u tot die stilistische keuze? "Ik streefde een stijl na die een raam tussen het verhaal en het publiek zou openzetten en niet te overheersend zou worden. Daarom hebben we de straatscènes bijna documentair gedraaid, snel en zonder extra licht. Ook voor de interieurs heb ik zo min mogelijk filmlicht en effecten of speciale camera-instellingen gebruikt. Het artificiële zit al in het script en in de theatrale ontknoping, dat is ook een manier om het publiek te bedriegen."

Die realistische aanpak deelt u met veel van uw generatiegenoten in de nieuwe Argentijnse cinema. "Er is inderdaad sprake van een nieuwe filmische generatie in Argentinië. Toch heb ik niet het gevoel dat die ook inhoudelijk door iets gebonden wordt. Ik ervaar geen verbinding tussen de manier waarop Pablo Trapero en Lucrecia Martel en ik filmen, noch inhoudelijk, noch stilistisch. We filmen allemaal op straat, dat is waar. Dat komt omdat de films van onze voorgangers te overdadig en te talig waren. Als je zo graag een boodschap wilt uitdragen moet je niet vergeten om in de eerste plaats contact met je publiek te maken. Dat kan door ze het gevoel te geven dat ze zitten te kijken naar iets wat ze kennen. Ik heb geprobeerd om in mijn film de kleur en de reuk van de straat op te roepen. Pas in tweede instantie kom je er dan achter dat dat de geur is van iets wat fundamenteel verknipt is."