Danis Tanovic over Cirkus Columbia

'Niet alle Serviërs waren nazi's'

  • Datum 30-06-2011
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Danis Tanovic (foto: Angelique van Woerkom)

Danis Tanovic maakte met Cirkus Columbia een film over het Joegoslavische ‘belle epoque’, de eerste jaren na de val van het communisme. "Wij laten ons liever een oorlog insturen dan met gewassen haren de vrieskou ingaan."

We zijn tijden IFFR 2011 nauwelijks gaan zitten in de festivalbar, of de Bosnische regisseur Danis Tanovic tovert een sigaret uit zijn binnenzak. Ik waarschuw hem: roken is verboden in Nederlandse openbare gebouwen. Tanovic begint te grinniken. Zijn actie heeft het beoogde effect. "Vooral in het vliegtuig is het lachen als ik mijn nepsigaret tevoorschijn haal. Je moet het gezicht van de stewardess eens zien!"
Tanovic gebruikt het metalen kokertje, dat bij elke hijs kort oplicht, vooral als afleiding: hij probeert zijn verslaving te beteugelen. Dat hij er lekker mee kan provoceren, is mooi meegenomen. De Oscarwinnende maker van No Man’s Land ziet eruit alsof hij zo van een westernset is weggelopen — met zijn rijzige, imposante gestalte en zijn bebaarde, zongebruinde kop. De spottende grijns en de licht sarcastische ondertoon in zijn stem completeren het plaatje van de ruwe bolster.

Brombeer
In zijn uitspraken gaat Tanovic de confrontatie niet uit de weg. Af en toe lijkt hij zichzelf tegen te spreken, dan weer wekt hij de indruk alleen iets te zeggen om een reactie uit te lokken. Bijvoorbeeld als het gaat over het huidige politieke en economische klimaat op de Balkan: "Je kunt me er niet van overtuigen dat het bezit van zes paar spijkerbroeken een mens wel gelukkig maakt." En: "Als dit democratie is, breng me dan terug naar het communisme!" Tot: "De meeste dissidenten van het voormalige Joegoslavië zouden er een moord voor doen om terug te keren naar het oude systeem."
Misschien wordt hij een oude brombeer, verzucht Tanovic (1969) met een ernstige ondertoon in zijn stem. En bestaan de jaren tachtig waarin hij opgroeide alleen in zijn herinnering als een mooie tijd. "Maar toch: toen zorgden de mensen voor elkaar, er bestond zoiets als een gemeenschapsgeest. De wereld begon te globaliseren en we kropen langzaam naar elkaar toe. Vandaag de dag vliegen we voor nop naar de andere kant van de aardbol, maar in onze hoofden leven we gescheiden van elkaar. Geen mens kan nog uitleggen wat een maatschappij inhoudt. Het is ieder voor zich geworden. Vind je het gek dat de huidige machthebbers op de Balkan corrupt en meedogenloos zijn?"

Loopgraaf
Je proeft het nostalgische verlangen naar zijn jeugdjaren in Cirkus Columbia, Tanovic’ nieuwe film die zich afspeelt vlak na de val van het communisme. Een belle epoque, noemt hij de periode. Met zo’n naam en met het decor van een zonovergoten, groen zomerlandschap dat aan de Franse Provence doet denken, geloven we voor even in de idylle. Totdat de ouwe brompot Divko Buntic na twintig jaar afwezigheid in zijn geboortedorp terugkeert — een dure auto onder zijn kont, een mooie jonge meid aan zijn arm. Hij is hier om te pronken met zijn vergaarde rijkdommen en vooral om zich te wreken.
Maar dan dienen de eerste tekenen van de Joegoslavische burgeroorlog zich aan. Daarmee is Tanovic terug op het terrein van No Man’s Land, waarin hij de essentie van het etnische conflict op de Balkan in een loopgraaf wist te vangen. Tanovic verbaast zich er over dat sommige mensen Cirkus Columbia een optimistische film vinden. "Dat komt vast doordat de liefde op een bepaalde manier overwint. Maar ik weet wat er volgde op de innige omhelzing in de draaimolen. Niet voor niets laat ik op de achtergrond de eerste inslaande bommen zien. Niemand lijkt aandacht te schenken aan de big picture. De interesse ligt bij het kleine familiedrama. Terwijl het politieke en het persoonlijke innig verbonden zijn."

U bent op filmfestivals een enorme publieksfavoriet. "Dat heeft me positief verrast. Ik was bang dat de film hermetisch zou zijn. No Man’s Land moest door de hele wereld begrepen kunnen worden, maar Cirkus Columbia heb ik echt gemaakt voor de mensen uit mijn eigen land. Daardoor gaan veel details lost in translation. Dat Divko’s zoon uit een communistisch gezin komt, zie je omdat hij een voetbalshirt van de ‘rooien’ heeft. Zijn maat draagt juist de kleuren van Dynamo, de club van de nationalisten. Ondanks die verschillende achtergrond zijn ze toch vrienden. Bij Bosniërs creëert zoiets een beeld dat complexer is dan dat buitenlanders ooit kunnen krijgen. Maar blijkbaar kan het internationale publiek toch genoeg uit de film halen."

Komt dat door de zwarte, absurdistische humor die wij zo waarderen in Oost-Europese cinema? "Absurde humor? Hoe kom je erbij? Ik heb geen komedie willen maken."

En Divko’s jongere vrouw, die in iedere scène een ander zomerjurkje en een nieuwe coup heeft. Dat krijgt op den duur toch een humoristisch effect. "Dat vind jij misschien, maar Bosniërs zien dat anders. Dorpsgenoten die vanuit het Westen naar huis kwamen, wilden hun materiële weelde laten zien en bewijzen dat ze het gemaakt hebben. En wie bepaalt er wat absurd is? Een Bosniër zou het gestoord vinden dat mensen met nul graden op de fiets stappen zoals hier. Wij laten ons liever een oorlog insturen dan met gewassen haren de vrieskou ingaan."

Over oorlog gesproken: aan welke kant staat u eigenlijk in de film? "Aan de kant van de menselijkheid. Het is complexe materie. Zo liet ik het ook zien in No Man’s Land. Ik ben een Bosniër, maar je zult mij niet horen beweren dat al mijn landgenoten goede jongens waren, en alle Serviërs nazi’s. Geloof jij als Nederlander dat alle Duitsers nazi’s waren? En jullie zelf dan? Over het Dutchbat-debacle in Srebrenica heb ik een duidelijke mening. Daarin komen jullie er niet best vanaf. Maar over jullie rol in de wederopbouw van ons land is mijn beeldvorming veel positiever. Hetzelfde geldt voor onze vluchtelingen die jullie hebben opgevangen. Dat is wat ik vooral opsteek van het schrijven van scenario’s: je moet de menselijke verhoudingen niet simplificeren."

Niels Bakker