Alan Parker over Mississippi Burning
Meer dan een detective-story

Mississippi Burning
“Ik hoop dat Mississippi Burning mensen attendeert op een alomringend racisme in een groter verband”, aldus regisseur Alan Parker. Is deze actiefilm met blanke FBI-helden, wrede Ku-Klux-Klan-leden en lijdzame negers integer qua engagement? Alan Parker gaf Dineke de Zwaan bij de Europese première in Berlijn zijn argumenten.
“Waarom wil je eigenlijk met me praten wanneer de film je niet bevalt?”, vraagt een oververmoeide Alan Parker, daas van de voorafgaande interviews. “Ik ben trots op deze film. Ik heb bereikt wat ik wilde. Hij heeft voor een enorme controverse gezorgd in Amerika. Ook al zijn de kritieken niet altijd positief. Mississippi Burning heeft veel stof doen opwaaien. Er is flink gedebatteerd over racisme. Dat is de schoonheid van een polemische film die werkt.”
Parker is natuurlijk geen kleine jongen. Met tal van films baarde hij opzien en won hij prijzen. Midnight Express won twee Oscars, Fame werd een hit, Birdy kreeg de Grand Prix du Jury in Cannes en nu staat Mississippi Burning genomineerd voor zeven Oscars, waaronder die voor beste regie en beste mannelijke hoofdrol (Gene Hackman).
In de openingsbeelden van zijn nieuwste film toont Parker drie burgerrechtactivisten, één zwarte en twee blanken, die steeds nerveuzer worden wanneer drie achteropkomende auto’s als maar dichterbij komen en hen tot stoppen dwingen. Ze weten dat de ‘Klan’ geen onderscheid maakt in ras als het om mensen gaat die de onderdrukkende racistische gezagsverhoudingen willen opheffen. Hun angst is gegrond. Ze worden vermoord en lijken van de aardbodem te zijn verdwenen. Een insert meldt: “Mississippi 1964”.
Daarop begint het eigenlijke verhaal van de film, een buddy cop movie. De FBI-agenten Rupert Anderson (Hackman) en Alan Ward (Willem Dafoe) zoeken de zaak tot op de bodem uit en stuiten daarbij op veel tegenstand.
Wat was uw eerste reactie toen u het script las? “Het leek me een fantastisch onderwerp, maar het was eigenlijk nog niet meer dan een opzetje. Ik kende de civil rights movement wel, maar wist niets van die moorden af, ook al is het in Amerika een tamelijk bekend gegeven.” (Parker groeide op in Engeland en vertrok later naar Amerika.) “Ik ging dus naar Mississippi toe en absorbeerde al het materiaal dat er beschikbaar was over die tijd.”
In uw aantekeningen over de productie schrijft u dat het maar zelden voorkomt dat een sociaal geëngageerd script door de mazen van Hollywood glipt. Waarom betaalde Hollywood wel voor dit idee? “Waarschijnlijk glipte het er tussendoor omdat ze dachten dat het een opwindende detective story was. Het enige wat de grote studio’s willen is een groot publiek bereiken. Dat wilde ik ook, vanwege de politieke boodschap van de film. Het verschil tussen het aanvankelijke opzetje en het uiteindelijke script is aanzienlijk. Ik heb zoveel mogelijk aan de realiteit ontleende gebeurtenissen aan de detective story toegevoegd. Toen de studiobazen het resultaat zagen, waren ze enigszins bezorgd dat ik het te politiek had gemaakt. Orion Pictures is de enige maatschappij die wat sociaal verantwoordelijkheidsgevoel heeft, maar je moet hun geëngageerdheid niet overschatten.”
Mississippi Burning (vernoemd naar de codenaam waaronder de FBI de zaak aanpakte) is de eerste speelfilm, waarin gewag gemaakt wordt van de civil rights movement. Ondanks het feit dat veel zwarte mensen actief waren in die beweging, zien we in uw film voornamelijk angstige, lijdende zwarten. Hoe rechtvaardigt u dat? “Kijk eens, de zwarten die je in deze film ziet, komen uit de plattelandsgebieden van Mississippi en niet uit Montgomery, Georgia of Birmingham, waar ze oneindig veel actiever waren. In die plattelandsplaatsjes waren ze passief en doodsbenauwd. Dat laat ik accuraat in de film zien. Die drie jongens waren daar juist, omdat niemand van de plaatselijke bevolking in opstand durfde te komen tegen de blanke onderdrukking. Niet zo vreemd trouwens, want Martin Luther King vertelde destijds ook dat hij zelden zo bang was geweest als die keer dat hij op de trap van een rechtbank in Philadelphia-Mississippi stond.”
Die angst wordt ook verbeeld in de scène waarin zwarten in paniek de kerk uitvluchten wanneer ze de Klan zien staan. Een negenjarig jongetje blijft alleen op de trap zitten bidden en krijgt vervolgens een harde trap in zijn gezicht. Is dat pathetisch effectbejag? “Jij en ik zien de wereld kennelijk heel anders. Voor sommige mensen in Amerika is het geloof heel belangrijk. Ik ben zelf niet gelovig, maar ik weet dat die mensen het wel zijn. Het geloof was het enige wat ze hadden in die tijd. Dat vertrouwen was heel belangrijk. Toen we bij de voorbereiding van de film die dame van de gospel-muziek bezochten, hielden we daar zomaar elkaars handen vast. Kijk, in dergelijke omstandigheden, stel je dat nu voor, zou het niet vreemd zijn om te zeggen: ‘Laten we ervoor bidden dat jij een andere mening hebt over de film wanneer je dit artikel schrijft’.”
Die dame, Lanny McBride en de plaatselijke gospel-groepsleden hebben voor het succes van Mississippi Burning en voor u en de producent gebeden. Hoe reageerden ze eigenlijk op het resultaat? “Heel positief en enthousiast. Meewerken aan een film is deel uitmaken van een familie.”
Andere leden van de familie waren de FBI-agenten, de hoofdpersonages. In uw film vervullen ze heldenrollen. Een zwarte regisseur die opgroeide tijdens de burgerrechtenbeweging in Mississippi karakteriseerde ze als Johnny-do-little figuren, passieve getuigen. In uw film zijn FBI-mensen zeer actief, slechts in enkele scènes zijn ze toeschouwers. Heeft u ooit FBI-mensen ontmoet en wat waren uw bevindingen? “Jazeker, ik heb met FBI-mensen gepraat, ook al mocht ik dat niet officieel doen.” (Parker wil hier niet dieper op ingaan.) “Onze film is fictie. In het algemeen zijn er natuurlijk klootzakken en heel verantwoordelijke mensen. Nu denken veel mensen dat ik onvolledig zou zijn, omdat ik twee sympathieke personages laat zien. Maar dat hangt samen met de moord op die jongens, die doorslaggevend was voor de houding van de FBI. Niet omdat J. Edgar Hoover [de FBI-baas] plotseling ‘liberaal’ werd. Hij haatte Martin Luther King. Het kwam doordat Robert Kennedy [toen Minister van Justitie] hem tegenwerkte. Daarom wordt Allan Ward ook een ‘Kennedy-boy’ genoemd. Onder druk van Kennedy wilde Hoover dat de FBI goed uit de bus kwam. Het was ook van belang dat de media er bovenop zaten. De FBI maakte een goeie beurt, ze losten de zaak op. Dat is een feit. Over de karakters van Anderson en Ward maak ik me niet zo druk. Het verhaal op de voorgrond is minder belangrijk dan de ideeën erachter.”
Op 21 juni is het 25 jaar geleden dat James Chaney, Michael Schwerner en Andrew Goldman werden vermoord. Waarom verwijst uw film nauwelijks naar het heden? “Ik zou graag een film maken die meer ingaat op de hedendaagse problematiek, maar in Hollywood is het nu eenmaal zo dat dergelijke onderwerpen, zoals nu de Vietnam-films, pas verfilmd kunnen worden wanneer er een zekere afstand is in tijd. Het is moeilijk om hedendaagse thema’s over racisme erdoor te krijgen. Mississippi Burning laat de haat zien die er in het Zuiden heerste. Ik wilde dat mensen zich er een voorstelling van kunnen maken om zodoende na te denken over wat we op dit moment kunnen doen. Racisme is een probleem van de hele wereld. Als filmmaker voel ik me verantwoordelijk voor dit aspect van de wereld waarin wij leven. Ik wil trouwens nog even opmerken dat zwarte entertainers als Richard Pryor, Eddie Murphy en Michael Jackson willekeurig welke verantwoordelijke film over dit onderwerp zouden kunnen maken. Dat doen ze dus niet. Hollywood is vooral gericht op entertainment. Zo zit het nu eenmaal.”