Filmfestival Cannes 2019: Arabische lente

Vitale cinema uit de Maghreb

Tlamess

In Cannes gingen dit jaar maar liefst vijf films in première van jonge regisseurs uit de Maghreb. Is er, in de nasleep van de Arabische lente, een nieuwe golf filmmakers uit de regio op komst?

Er waren dit jaar in Cannes twee films uit Algerije, twee uit Marokko en één uit het kleine Tunesië. Een opvallend hoog aantal films uit de Maghreb, het Arabisch-sprekende deel van noordwestelijk Afrika. Het gaat hierbij om vier debuutfilms en een tweede speelfilm. Films dus van nog vrij onervaren regisseurs, die duidelijk wel iets te vertellen hebben.

Laten we beginnen in het land met de meest ontwikkelde filmindustrie: Marokko. The Unknown Saint van Alaa Eddine Aljem, te zien in bijprogramma Semaine de la Critique, is een fragmentarisch en droogkomisch drama, alsof de gebroeders Coen in een afgelegen woestijndorp een sketch zijn gaan draaien over een dief die probeert zijn buit terug te krijgen. Dat blijkt lastig, omdat er terwijl hij in de gevangenis zat een offerplaats voor een ‘onbekende heilige’ werd gebouwd bovenop de plek waar hij de gestolen sporttas vol geld verstopte. Aljem kiest voor rigide, precies afgemeten kaders die deze mix van luchthartig drama en droog-kloterige komedie goed omlijsten. Alhoewel er natuurlijk genoeg internationale voorbeelden voorhanden zijn – de film doet soms aan de deadpan stijl van Jim Jarmusch denken – is dit soort humor en de strakke mise-en-scène vrij ongewoon in de Marokkaanse cinema. Het laatste voorbeeld dat mij te binnen schiet, Faouzi Bensaïdi’s absurde romkom WWW: What a Wonderful World, stamt alweer uit 2006.

Traditioneel
Waar Saint dus verfrissend aanvoelt, is het eveneens Marokkaanse Adam van actrice en nieuwbakken regisseur Maryam Touzani (geselecteerd voor tweede competitie Un Certain Regard) een door en door traditioneel filmhuisdrama. Het relatief voorspelbare verhaal gaat over weduwe Abla (Lubna Azabal, ook te zien in het recente, vergelijkbare Sofia) die nog steeds rouwt om haar man. Ze leert de zwangere Samia (Nisrin Erradi) kennen die nu al weet dat ze haar kindje na de geboorte moet laten adopteren – als ongetrouwde vrouw mag ze volgens de Marokkaanse wet geen kinderen krijgen.

Gelukkig past de traditionele vertelvorm goed bij een verhaal dat nadenkt over de traditioneel voor vrouwen weggelegde rollen – moeder en echtgenote. De film onderzoekt deze rollen vanuit verschillende perspectieven en kan dat heel efficiënt doen doordat de twee vrouwen – de weduwe al ouder, de aanstaande moeder nog jong – in het scenario mooi gespiegeld worden. Een van hen worstelt met de afwezigheid van een man uit haar verleden, terwijl de ander twijfelt over een jongetje in haar toekomst – de ongeboren Adam van de titel. Het einde en het begin, het verleden en de toekomst liggen dus dicht bij elkaar, alsof het verleden een soort negatief is voor de foto van de toekomst die nog ontwikkeld moet worden. Touzani schreef het scenario samen met haar man, de in Cannes goed bekende Marokkaanse regisseur Nabil Ayouch. Hij regisseerde haar in Razzia (2017), waaraan zij ook meeschreef, en produceerde Adam ook.

Ook de andere vrouwelijke regisseur in deze groep van vijf kreeg hulp van haar bekendere partner: de Algerijnse regisseur Mounia Meddour is getrouwd met de Franse filmmaker Xavier Gens, die haar Papicha (net als Adam geselecteerd voor Un Certain Regard) produceerde. Hoewel het hier maar om twee voorbeelden gaat, suggereert het toch iets over hoe moeilijk het voor een vrouwelijke regisseur in de Maghreb moet zijn om een eerste film van de grond te krijgen zonder contacten in de filmindustrie. Na Adam is Papicha de meest conventionele film van de vijf, wat misschien ook iets zegt over het soort films dat van vrouwen verwacht wordt (of dat hen wordt toegestaan te maken).

Wachtkamer
Papicha vertelt het verhaal van Nedjma (Lyna Khoudri), een universiteitsstudente in Algiers tijdens de Algerijnse burgeroorlog in de jaren negentig. Ze houdt van uitgaan en maakt in haar vrije tijd sexy kleding die ze in de vrouwentoiletten van disco’s doorverkoopt. Als haar (relatief) vrije leven steeds meer wordt ingeperkt door religieuze fundamentalisten die eisen dat alle vrouwen volledig bedekt de straat op gaan, organiseert ze als protest een modeshow.

Meddour wil laten zien dat zelfs als er (geforceerde) sociale veranderingen worden doorgevoerd, mensen niet per se direct willen vluchten. “Heel Algerije is een wachtkamer voor mensen die weg willen”, zegt iemand in de film, maar Meddour lijkt via Nedjma het tegenovergestelde te willen aantonen. Helaas lukt het haar vooral in de tweede helft niet om dit geloofwaardig neer te zetten. De zus van Nedjma wordt in koelen bloede vermoord en op de universiteit vinden steeds vaker razzia’s plaats van een soort streng-islamitische vrouweneenheid. Natuurlijk is verzet tegen zulke verschrikkelijke dingen belangrijk. Maar het voelt onwaarschijnlijk dat het Nedjma nooit even te veel wordt, waardoor het bloederige einde ook niet weet te overtuigen. Wat Papicha wel weer met Adam gemeen heeft is dat de actrices allemaal erg goed zijn, met prachtig naturel spel.

Möbiusband
Zowel in Algerije als Marokko kozen de vrouwelijke regisseurs een stedelijke achtergrond voor hun drama’s, terwijl hun mannelijke collega’s voor hun vrijere experimenten naar de woestijn trokken. De tweede Algerijnse film, Abou Leila van Amin Sidi-Boumédiène (te zien in de Semaine de la Critique), speelt zich ook tijdens de Algerijnse burgeroorlog af. Sterker nog, de man uit de titel is een terrorist die gezocht wordt door de twee mannelijke hoofdpersonen van deze roadtrip op meerdere niveaus. Er zijn angstdromen, hallucinaties, bloedbaden en op een gegeven moment lijkt het einde van een verhaallijn zich als een soort möbiusband weer vast te plakken aan het begin.

Is het allemaal makkelijk te volgen? Niet direct. Maar krijg je als kijker een idee van hoe fucked up de mannen door de oorlog zijn geworden? Absoluut. Dit is het soort roadtrip dat niet alleen een reis in de ruimte en tijd is, maar die concepten ook ter discussie stelt. Zijn tijd en ruimte nog wel begrijpbaar – of zelfs van nut – in een land waar een fundamentalistische oorlog woedt die logica en gezond verstand wil onderwerpen aan streng-religieuze dictaten?

Zulke existentiële vragen zijn, in deze selectie van vijf films, vooral het domein van de mannen. Ook het voor bijprogramma Quinzaine des Réalisateurs geselecteerde Tlamess, de tweede speelfilm van de Tunesische regisseur Ala Eddine Slim, begeeft zich op dat vlak. Tlamess is minstens zo experimenteel als Abou Leila en valt uiteen in verschillende delen. In het eerste en beste deel deserteert een eenvoudige man uit zichtbare onvrede met het leger, terwijl in deel twee een vrouw, getrouwd met een rijke man, ontdekt dat ze zwanger is. Uiteindelijk komen deze losgeslagen elementen uit de Tunesische maatschappij elkaar tegen.

Net als in Slims debuut The Last of Us (2016) blijkt de regisseur ook hier geen fan van dialogen, wat de kijker ertoe dwingt de soms betoverende beelden nog beter te bekijken. De twee personages lijken zich beiden, hoewel ze uit compleet verschillende lagen van de bevolking komen, los te maken van hun omgeving. Enkele hypnotiserende droneshots geven de Tunesische (stads)landschappen een bijna buitenaards gevoel – het is mooi maar tegelijkertijd volledig zonder ziel en je zou er nooit willen wonen. Slims concept is vervolgens vrij simpel: de twee individuen herkennen iets van de gevoelens van vervreemding in elkaar, wat ze paradoxaal genoeg juist iets dichter bij elkaar brengt.

Vitaliteit
Waar Sidi-Boumédiène Abou Leila vol stopt met vertelvormen en montage- en production-designideeën, lijkt Slim meer geïnteresseerd in het weglaten van elementen om kijkers te dwingen zelf verbindingen te leggen. Het zijn beide benaderingen die op een kleiner publiek mikken dan de gepolijste verhalen van Adam en Papicha, alhoewel hun verhalen waarschijnlijk internationaal meer weerklank zullen vinden.

Alle vijf de films laten in ieder geval zien dat de Maghreb-landen vol vitaliteit zitten. Maar ook dat het dagelijkse leven er vol tegenstrijdigheden zit en een constant koorddansen is. En dat als dingen eenmaal uit balans zijn, het heel moeilijk is om ze weer recht te trekken.

Dit pessimisme komt waarschijnlijk minstens ten dele voort uit het feit dat de regisseurs deel uitmaken van de eerste lichting filmmakers na de Arabische lente, die in 2010 begon. Samen met (opvallend vaak vrouwelijke) collega’s zoals de Marokkaanse Meryem Benm’Barek (Sofia, 2018) en de Tunesische Kaouther Ben Hania (Beauty and the Dogs, 2017) vormen ze een nieuwe lichting die iets vertelt over de Maghreb-landen van vandaag, waar de hoop op vooruitgang en meer vrijheid wederom opbokst tegen stromingen van conservatief denken en religieus fundamentalisme.


Adam van Maryam Touzani wordt in Nederland uitgebracht door distributeur Cinéart; de releasedatum is nog niet bekend. De overige films zijn (nog) niet aangekocht voor Nederlandse distributie.