Filmfestival Berlijn 2019

Synoniemen voor cinema

Synonymes

De 69ste editie van het Filmfestival Berlijn was tevens de laatste editie van directeur Dieter Kosslick. Het was een overgangsjaar zonder spektakel.

Als Synonymes van Nadav Lapid (The Kindergarten Teacher) begint, dan weet je meteen dat je in Parijs bent. Het beeld is onscherp, de camera heeft haast. Geen tijd om je ogen te focussen. Maar die rivier. Dat is onmiskenbaar de Seine. Zelfs als je nog nooit in Parijs de stad was, dan weet je: dit is film-Parijs, een gefictionaliseerde stad. Wat is dat toch knap als een film je zo meteen in de actie kan plaatsen, meteen in tijd en plaats, dat je weet, ik ben er, in een film. De komende twee uur is er geen ontsnappen meer aan. Films mogen nog zulke verleiders zijn, maar vaak lukt het alleen de echt goede films om dat te doen. Alsof het weten, nee het ‘zijn’, aan het zien voorafgaat.

Synonymes is zo’n film, en daarom ook de terechte winnaar van de Gouden Beer voor Beste Film tijdens de afgelopen 69ste editie van het Filmfestival Berlijn. Het semi-autobiografische verhaal over een Israëlische jongeman die na zijn militaire dienstplicht naar Parijs vlucht, vastbesloten om een “echte Fransman” te worden en zijn oude identiteit achter zich te laten en nooit meer Hebreeuws te spreken buitelt van de ideeën en absurde situaties. Net als The Kindergarten Teacher is het een film over taal. De jonge Yoav steelt om zijn Frans te verbeteren een woordenboek en dreunt in zijn hoofd synoniemen op als een rap, als een beat, als een pacemaker voor zijn onrustige hartslag die hem door Parijs jaagt.

Filmische tweelingzielen
De andere grote winnaar van de Berlinale, de Zilveren Beer voor Beste Regie ging ook al naar zo’n talige film: Ich war zuhause, aber van Angela Schanelec (haar Der traumhafte Weg was een van de mooiste films van twee jaar geleden). Net zoals bij Synonymes is het lastig om te zeggen waar die film precies over gaat. Omdat ze allebei over zovéél gaan, maar ook omdat het films zijn die onderzoeken waar ze precies over gaan. Wat is identiteit bijvoorbeeld. Ben ik nog wel dezelfde als ik een andere taal spreek en mijn verhalen weggeef, in het geval van Synonymes. Of: wie ben je in dat ongrijpbare moment tussen zijn en worden (zoals hoofdpersoon Astrid zich afvraagt over haar puberzoon, tussen kind en man, wie ben je dan, wat ben je dan). Veel kan niet uitgesproken worden in Ich war zuhause, aber; Schanelecs personages lijken wel te imploderen op het moment dat ze iets moeten zeggen, taal is een obstakel. Maar tegelijkertijd wordt het hart van de film gevormd door een lange monoloog over film en oprechtheid van Astrid tegen een verbouwereerde filmmaker (gespeeld door filmmaker in real live Dane Komljen, regisseur van All the Cities of the North, een van de andere beste films van 2016 en een filmische tweelingziel van Der traumhafte Weg).

Je zou kunnen zeggen dat Synonymes en Ich war zuhause, aber op een bepaalde manier synoniemen voor elkaar zijn. Ze proberen allebei iets uit te drukken, op een manier die niet terugveert in alles wat film al heeft gedaan. Maar ze nemen risico’s. In die zin zijn ze ook synoniemen voor wat artfilm zou moeten zijn.

Weinig spectaculair
Filmfestivals zijn de plekken waar dat soort films tot hun recht komen, en met twee (en er waren er over alle programmaonderdelen verspreid nog veel meer) van dat soort films kun je zeggen dat de Berlinale een geslaagde editie beleefde. Ook het Chinese So Long, My Son (Di jiu tian chang), een drie uur durend epos van Wang Xiaoshuai dat beide acteerprijzen mee naar huis mocht nemen, experimenteerde op zachtaardige wijze met de vraag hoe je een verhaal (over het veranderende China van de afgelopen dertig jaar) kunt vertellen. Regisseur Wang (Beijing Bicycle, 2001) koos voor een bloembladstructuur, of een waaier; verschillende kleine verhalen uit de levens van twee families die als tijdlussen, of segmenten over elkaar gelegd konden worden.

De 69ste editie van de Berlinale was tevens de laatste editie van directeur Dieter Kosslick. Een spectaculaire editie was het niet. Grote namen ontbraken, maar er zaten ook geen Amerikaanse afdankfilms in de competitie. Kosslick zal in de loop van dit jaar worden opgevolgd door een tweekoppige directie; ex-Locarno-directeur Carlo Chatrian wordt artistiek verantwoordelijk en voormalig hoofd Duitse filmpromotie Mariette Rissenbeek krijgt de zakelijke leiding. In de internationale vakpers en met name in de Duitse filmpers wordt druk gespeculeerd op eventuele koerswijzigingen. De Berlinale ligt bij een deel van de professionals al langer onder vuur, wegens afnemende relevantie, te weinig grote en of spraakmakende films, de grootte van het festival, of algemene Kosslick-moeheid.

Dat de signatuur van de competitie van het festival de afgelopen jaren is veranderd moge duidelijk zijn. Of dat alleen maar te maken heeft met slechtere smaak, inzichten, contacten van de festivalleiding en programmeurs is minder evident. Festivals zijn teveel afhankelijk geworden van industriebelangen. De omloopsnelheid van films is toegenomen.

Wat dat betreft is het interessant om te zien dat de Berlinale bekend maakte vanaf volgend jaar z’n data te verplaatsen naar eind februari, na de Oscars, verder weg van Sundance en Rotterdam, dichter bij Cannes. Dat zal ongetwijfeld ook gevolgen hebben voor ons eigen IFFR, dat dit jaar al 100% overlapte met Sundance. Maar vooral voor de vraag wat de functie is van een festival. Vlootschouw, lanceerplatform, huishoudbeurs? Of toch een gecureerde visie op de stand van zaken in de cinema, meer museum (maar dan niet van oude artefacten) dan markt?

Gatekeeper of doorgeefluik
De professionele toeschouwer, of specifieker filmjournalist als gatekeeper of doorgeefluik naar het Nederlandse filmpubliek, heeft er in Berlijn allang niet meer genoeg aan om slaafs de competitie te volgen. Toegegeven, dat is het programmaonderdeel dat de meeste films vertoont die later ook in de Nederlandse bioscopen te zien zullen zijn. Een aantal daarvan viel in de prijzen (So Long, My Son – maar ook François Ozons Grâce à Dieu (Juryprijs) over misbruikschandalen in de katholieke kerk). Andere toekomstige distributietitels zorgden voor de nodige festivalreuring (was Fatih – Gegen die Wand – Akins boekverfilming Der goldene Handschuh over een illustere Hamburgse seriemoordenaar een cynische slasher in de categorie ‘The House that Fatih Built’? Of een slimme geweldsoperette, een barokke milieuschets en een Fassbinderachtige afrekening met de Duitse hypocrisie bovendien?) Maar wat zegt het over onze festival- en filmcultuur als die gevoed moet worden met het verveeld constateren dat er “alweer een film over misbruikschandalen” is gemaakt en dat Akin geen Lars von Trier is (wat op zich al een twijfelachtige conclusie is)?

God Exists, and Her Name is Petrunija

Berlijn is, net als Rotterdam en Toronto, een groot festival. Dat komt omdat deze drie, anders dan Cannes en Venetië veel meer een publieksfunctie hebben. Dat betekent ook dat het aantal films al snel het dubbele of driedubbele van Cannes en Venetië bedraagt, wat maar ten dele is op te lossen door alles onder te verdelen in aparte programmaonderdelen en retrospectieven (en zelfs Cannes en Venetië hebben aparte programmaonderdelen, maar dan steeds met rond de 20 films, waardoor je tenminste nog het gevoel kunt hebben dat er in die selectie naar een zekere consistentie is gezocht). De neiging van de filmpers om in Berlijn óf te mopperen op de hoofdcompetitie óf met veel overgave zijn toevlucht te zoeken tot gespecialiseerde retrospectieven (gewijd aan vrouwelijke filmmakers uit Oost- en West-Duitsland van 1968 tot 1999) is volgens mij het gevolg van de keuzestressneurose, van een professionele ‘fear of missing out’ die je niet zomaar kunt bagatelliseren. Als het aanbod te groot is neem je noodgedwongen je toevlucht tot incidentenjournalistiek; er is geen overzicht meer, en daarmee verliest de journalistiek vele van zijn functies (waaronder de ‘controlerende’).

Alledaagse metaforen
Dus had ik pech dat ik debuutfilm Systemsprenger van Nora Fingscheidt niet kon zien, en geluk dat ik het Macedonische God Exists, and Her Name is Petrunija van Teona Strugar Mitevska wel zag. Mitevska was ooit al opgevallen met haar debuutfilm How I Killed a Saint (2004) in de Rotterdamse Tiger-competitie. God Exists is wat mij betreft een ideale Berlinale-film. Het deelt met Synonymes and Ich war zuhause (en ook met Denis Côté’s competitiefilm Répertoire des villes disparues) de neiging om metaforen (ook visuele) te creëren uit alledaagsheid. Dat is volgens mij representatief voor een nieuwe tendens in filmmaken, maar daarvoor moet ik even een tussenstapje nemen.

In het alledaagse spraakgebruik is er een voortdurend muterend gebruik van begrippen als Hollywoodfilm, mainstreamfilm, intelligente mainstreamfilm, festivalfilm, artfilm, auteursfilm etc. Zonder nauw omschreven definities weet men meestal wel wat er met zo’n categorie wordt bedoeld. Maar het beweegt. Als tektonische platen.

Een film als Paul Thomas Andersons Magnolia – de Gouden Beer-winnaar van de 50ste Berlinale in 2000, en op een of andere manier een nostalgisch ijkpunt voor de ‘goede oude tijd van de Berlinale’ – was in 2000 helemaal geen evidente ‘grote film’ – hij is dat in onze perceptie geworden door de verdere loopbaan van PTA. Als je niet zoals Cannes een festival bent van louter grote namen en gevestigde reputaties (de eerste Cannes-lijstjes staan alweer vol van de Dardennes, Ken Loaches en Terrence Malicks van deze wereld), dan wordt elke film afgezet tegen successen uit het verleden. Maar wat was daar ook alweer mee? Precies?

Synonymes is geen Magnolia – en of de film net zoveel succes zal hebben, of een loopbaan kickstarten, we zullen het zien. Maar is het niet veel interessanter om te kijken wat het betekent voor onze tijd dat dit soort films worden gemaakt en komen bovendrijven? (Want zelfs wie wil mopperen op de programmeurs kan er niet omheen dat dit een film is die al meteen heel veel filmbeschouwers inspireert). Hoe kunnen we de waarde van een film bepalen als we niet eerst kijken naar wat hij is?

Metaforen uit alledaagsheid
Er is in de hedendaagse cinema, als uitvloeisel van de invloed van het anti-acteren van Bresson op veel filmmakers, van het werken met acteurs en hybride, deels fictieve deels werkelijke situaties, een neiging tot dat eerdergenoemde creëren van metaforen uit alledaagsheid, uit een zekere letterlijkheid. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de manier waarop de filmindustríe het filmbeeld heeft geperverteerd. Het is niet betrouwbaar meer, dus hoe krijg je het weer betrouwbaar? Door het af te wassen, uit te kleden, opnieuw op te bouwen. Je af te vragen wat het juiste synoniem is voor het eerste woord dat je te binnen schiet. Is het eerste woord genoeg, of creëert de opeenstapelende, accelererende verwarring van betekenisverwante woorden juist meer nuance? Meer magie?

Je zou kunnen zeggen dat Côté’s spook/zombiefilm zijn startpunt vond in de vraag: wat is dat eigenlijk, een ‘ghost town’? En in het geval van Synonymes: wat gebeurt er als je je taal opgeeft? Of in het geval van Petrunija: wat als god een vrouw was? In Petrunija draait alles om het gebruik in de christelijk-orthodoxe kerk (waar Driekoningen vaak op 19 januari wordt gevierd) om een soort race te organiseren voor alle jonge viriele mannen in het dorp om een kruis op te duiken dat de priester in een meer of rivier heeft gegooid. Degene die het kruis vindt heeft een jaar geluk, maar ook allerlei andere wereldlijke privileges. In Petrunija wordt het kruis – per ongeluk? – gevangen door een vrouw en zijn in de beste traditie van Balkan-absurdisme en Roemeense escalatiecinema uit de school van Cristian Mungiu de poppen aan het dansen. Mag een vrouw het kruis vangen, kan een vrouw het kruis vangen, wat gebeurt er als een vrouw het kruis vangt? De kerk, de wet, en het gezag (lees: de heilige drie-eenheid van het patriarchaat) heeft het er maar moeilijk mee. Petrunija is een stoïcijnse feministe in wording, een punk-heilige, die stap voor stap de zekerheden van de gevestigde orde afbreekt. Dat onverstoorbare ondervragen van de werkelijkheid lijkt een nieuwe tendens in de hedendaagse cinema. Wat dat betreft heeft deze Berlinale ons meer gegeven dan een paar Gouden en Zilveren Beren.