Berlinale 2025: Afrika

Sterke stemmen

Ancestral Visions of the Future

Filmkrant doet verslag van de 75e editie van de Berlinale, waar Afrikaanse films schaars zijn maar desondanks de aandacht opeisen.

Khartoum, hoofdstad van Soedan. Burgeroorlog, vluchtelingen. We kunnen ons de beelden vol ellende levendig voorstellen. Maar zelfs die zien we niet vaak meer, want er zijn weer andere brandhaarden. En dan is er de creatieve documentaire Khartoum. Plotseling zie je meer en kijk je anders.

Met theeverkoopster Khadmallah, activist Jawad, duivenliefhebber Majdi en de straatjongens Lokain en Wilson. Vluchtelingen, zeker, maar als de film begint vraagt de regisseur of ze voor het green screen willen komen, het groene scherm waarmee acteurs in de studio plotseling in een andere omgeving kunnen worden geplaatst. In dit geval het Khartoum van vóór de recente geweldsuitbarstingen, toen het viertal al meewerkte aan wat een documentaire over het leven in het stad moest worden.

Nu kunnen ze via het groene scherm heel even terugkeren, vrienden van toen zien en, tijdelijk in de rol van acteur kruipend, dingen naspelen die ze temidden van het geweld hebben gezien of meegemaakt. Dat kan allemaal behoorlijk emotioneel uitpakken. Hoe dankbaar ze ook zijn voor het feit dat ze nu veilig zijn, hun hart blijft altijd in Khartoum. Dat voel je en snap je als je Khartoum ziet, een bijzonder vormgegeven documentaire van de vier Soedanese regisseurs Anas Saeed, Rawia Alhag, Ibrahim Snoopy en Timeea M Ahmed, bijeengebracht onder de hoede van de Brit Phil Cox. Het geweld ontbreekt niet in de film, maar we zien ook de protesten, de hoop op verandering en vooral het plezier, de dromen en de fantasieën die ze daar hadden voor het allemaal begon.

Khartoum

Khartoum is ook een film die laat zien dat een documentaire door een paar creatieve ingrepen veel meer dan slechts een reportage kan worden. En het is een productie die bewijst dat een film uit Afrika (met excuus aan Phil Cox) meer is dan een exotisch uitstapje. Dat films van dat continent op deze Berlinale – net als op vrijwel alle festivals – schaars zijn, zal ook weinig te maken hebben met een festivalvoorkeur. Simpel gezegd: het zal meer te maken hebben met productieomstandigheden en economie dan met talent. Dat is daar net zo veel en net zo creatief als overal op de wereld. Op het filmfestival van Rotterdam dook bijvoorbeeld al eens het Nest Collective uit Kenia op, en er is een African Animation Network, om maar iets te noemen.

Voor deze blogbijdrage kon ik uit de diverse secties van de Berlinale een handvol Afrikaanse lange films bij elkaar sprokkelen. Met de nadruk op wat ik maar het hart van Afrika zal noemen. Die ene film uit Zuid-Afrika en een paar van boven de Sahara laat ik hier even schieten.

Congo
Een andere, meer conventionele documentaire is Mikuba uit Congo. Daarin duiken we, aan de hand van de verkenningen van de ondernemende handelaar Mama Leance, diep in de kobaltwinning in het zuiden van het land. De ambachtelijke winning wel te verstaan, door kleine zelfstandigen die daar de aarde omploegen en uithakken. Op zoek naar het kobalterts dat een onmisbare grondstof is voor de computerchips van het digitale tijdperk.

Mikuba

De ecologisch gedreven maker Petna Ndaliko Katondolo legt ook verbanden met de industriële roofmijnbouw, die de opbrengsten naar het buitenland laat vloeien, en met oude tradities, want die ambachtelijke gravers zijn er al heel lang.

Wat Mikuba het meest bijzonder maakt is dat het vanuit het eigen Congolese perspectief is gemaakt, niet door buitenlandse reporters die snel even kijken en weer gaan. Je krijgt de kans er echt te zijn en iets te zien wat doorgaans hier aan de aandacht ontsnapt. Dat zou misschien meer een gewoonte moeten worden, om mensen zelf hun verhalen te laten vertellen. We herinneren ons misschien nog dat Renzo Martens dat al eens tot onderwerp van zijn provocerende project Enjoy Poverty maakte.

Rwanda
Uit Rwanda komt Minimals in a Titanic World van Philbert Aimé Mbabazi Sharangabo, een speelfilmdebuut dat stevig geworteld is in de muziek- en uitgaanscultuur van de jongere generatie aldaar, die volstrekt herkenbaar blijkt te zijn. Gaandeweg verandert hij in een psychologisch, of misschien eerder existentieel drama, dat al even universeel is.

Het is een film over hoe verlies en het gewicht van herinneringen aan iemand die er niet meer is onbezorgde levens aan het wankelen kunnen doen brengen. Met een ijzersterke, vaak zwijgende hoofdrol van Aline Amike (een ster in haar thuisland) als de jonge vrouw met songwriter-ambities die zojuist is vrijgelaten uit de gevangenis. Want als ze gebrek aan respect proeft kan ze nogal eens agressief uitschieten. Maar nu is er iets dat zij en ook anderen om haar heen niet van zich af kunnen slaan: als ze thuiskomt in de vertrouwde vriendengroep verneemt ze dat haar vriend is overleden.

Egypte
Met zo’n onderhuidse lading sluit Minimals in a Titanic World meer aan bij het Europese arthouse-repertoire dan een andere speelfilm die ook drijft op muziek: The Tale of Daye’s Family.

Eigenlijk had ik hem voor dit stuk willen overslaan, want het is een Egyptische productie, maar dit met verrassend veel humor geïnfecteerde drama over een veertienjarige albino met een gouden stem en een overmatig beschermende moeder kreeg hier van het jonge publiek in de Generation-sectie zo’n daverende ovatie dat ik het toch even aanstip. Regisseur Karim El Shenawy toonde zich bij de q&a zeer verheugd. Hij heeft inmiddels gemerkt dat vooral die Egyptische humor maakt dat zijn film wereldwijd bij het publiek aanslaat.

Lesotho
Dan nog een sprong naar een volstrekte tegenpool hiervan: de met spanning verwachte wereldpremière van Ancestral Visions of the Future (in de sectie Berlinale Special). Een nieuw werk van de veelgeprezen visueel kunstenaar en dichter Lemohang Mosese (This is Not a Burial, It’s a Resurrection), die een paar jaar geleden al eens met een installatie in Eye Filmmuseum stond.

Je kan Ancestral Visions een breed uitwaaierend filmgedicht in woord en beeld noemen, een zeer persoonlijke ontboezeming waarin de grenzen tussen herinnering, verbeelding en allegorie vervagen. Mosese woont en werkt al lange tijd in Berlijn, maar lijkt met deze film te zoeken naar een manier om alles wat hij in Lesotho achterliet maar toch nooit achter zich liet nu eindelijk de plaats en ruimte te geven die het opeist. Van het zevenjarige kind dat hij ooit was tot de ervaring van ontheemding, de rauwe geschiedenis van zijn land, zijn eerste mes toen hij negen was, en de plaatselijke bioscoop die zijn redding werd. En natuurlijk de ode aan zijn moeder, een dappere vrouw.

Mosese snijdt deels vergelijkbare thema’s en emoties aan als de makers van het ook origineel opgezette Khartoum, maar dit is toch weer heel iets anders. Iets waar je ademloos naar blijft kijken, of je het nu allemaal precies kunt plaatsen of niet. Ieder kan en mag dat overigens op een eigen manier invullen, liet Mosese bij de q&a na afloop weten. In de film vat hij het samen in een glashelder beeld dat je bijblijft: een jongen die al rennend een brandende autoband voor zich uit drijft.