Hoe Cobain in Berlijn terecht kwam

Met dank aan EYE International

Cobain

Cobain van Nanouk Leopold gaat in wereld­première op het filmfestival van Berlijn. Aan zo’n uitverkiezing gaat een lang proces vooraf, wat in Nederland wordt gecoördineerd door EYE International. Hoofd Marten Rabarts legt uit hoe dat bij Cobain in z’n werk ging.

Weer zal regisseur Nanouk Leopold een van haar films in première zien gaan op een groot internationaal festival. Cobain is uitverkozen voor een prestigieus programma-onderdeel van de Berlinale, Generation. Eerder waren onder meer de festivals van Toronto en Cannes lanceerplatforms voor Leopolds werk. Belangrijke podia voor een regisseur van haar kaliber, legt Marten Rabarts uit, hoofd van EYE International. "Cobain is een uitermate sterke film, maar niet gemakkelijk. Het behandelt de relatie tussen een tiener en diens drugsverslaafde moeder en is spijkerhard. Dus als je er dan een plekje voor kunt vinden op een festival als Berlijn, dat het lef had Cobain in haar jeugdprogramma te zetten, is dat natuurlijk heel fijn."

Je zou denken dat met haar naam en track record Leopold zonder moeite een groot festival binnenkomt. Maar zo werkt het niet, zegt Rabarts. "Als er sprake is van een bestaande relatie met een festival of een goede reputatie, zal je sneller opvallen, maar je bent alleen maar zo goed als je volgende project. Vaak zijn het ook de specifieke kenmerken van een film die in een bepaald jaar de doorslag geven. Als festivals zich laten leiden door een verbindend thema in hun programmering kan zomaar een goede film van een bekend auteur afvallen. Gelukkig had de producent Cobain al in een vroeg stadium naar Berlijn gestuurd, omdat we vonden dat hij er goed op z’n plaats zou zijn. De programmeurs van Generation waren op slag verliefd en hebben er voor gelobbyd om hem in hun programma op te kunnen nemen.”

Cinemamerk
EYE International doet meer dan alleen speelfilms aanbevelen bij de grote festivals. De afdeling van het filminstituut heeft de promotie van de complete Nederlandse cinema onder haar hoede, van animatieshorts tot documentaires. Een plek in Cannes of Berlijn levert echter veel publiciteit op, dus daar wordt veel tijd ingestoken. “Wij bekijken een film graag tijdens het postproductieproces. Het is op dat moment nog mogelijk om bepaalde gezichtspunten toe te voegen. Na de eindmontage gaan we het overleg aan met makers en sales agents om samen te kunnen bepalen hoe een film het beste gepositioneerd kan worden voor het festivalcircuit. Het is namelijk ook onze taak om de kwaliteit van het Nederlandse cinemamerk te bewaken.”

Een sterk netwerk is van evident belang. Rabarts heeft een goed beeld van welke programmeurs hij welk soort films moet aanbieden. “De verschillende curators die wereldwijd de Nederlandse films hebben ondersteund zijn onze bondgenoten. Zij moeten alleen topproducten krijgen. In Toronto selecteerde artistiek directeur Cameron Bailley achtereenvolgens David Verbeek en Mijke de Jong voor de competitie van 2015 en 2016. En in Berlijn weet Maryanne Redpath van Generation dat Nederlandse jeugdfilms door hun hoge niveau haar programmering kunnen versterken. Zo help je elkaar.”

EYE International is niet de partij die beslist. De gekozen strategie komt tot stand in samenwerking met producent, maker en sales agent. Rabarts: “De regisseur heeft er natuurlijk ook een grote stem in, die heeft een bepaalde ambitie wat een festival voor zijn of haar carrière kan betekenen. In dit geval hebben we voortdurend overlegd met Circe Films en sales agent Beta Cinema in München.” Soms geeft een sales agent voor de internationale promotie de voorkeur aan een festival waar publieksfilms centraal staan. ‘Bij Michiel de Ruyter hebben wij meegeholpen om de film een galapremière te kunnen geven op het filmfestival van Beijing, waarbij toen leden van cast en crew ingevlogen zijn.”

Kunstpausen
Voor Stienette Bosklopper is de uitverkiezing van Cobain ook een persoonlijke triomf. Na vijf speelfilms van Leopold te hebben geproduceerd, schreef ze ditmaal ook het scenario. Volgens Bosklopper bestaan er veel mythes over hoe je op een ‘A-list’-festival moet komen, zoals het onderhouden van goede relaties met de curators. Bosklopper: “Na talloze – al dan niet door EYE gearrangeerde – praatjes met de John Neins en Christoph Terhechtes van deze wereld [curators Sundance en Berlijn, MvdT] met wisselende resultaten, durf ik te zeggen dat alleen de film en de regisseur zelf de zegen kunnen brengen.” Een duidelijke signatuur van een productiehuis of de betrokkenheid van een toonaangevende sales agent kunnen het proces wel versnellen.

Bosklopper bevestigt de goede band met Berlijn, waardoor zij en Leopold al aan het begin van de zomer waren uitgenodigd om de film te laten zien. "Maar alle relaties ten spijt, ze zijn niet heilig. Curatoren zijn ook een beetje kunstpausen en ze zijn zeer getraind in ‘nee’ zeggen. De enorme hoeveelheid films – die ze vaak maar met een half oog zien – leidt tot enige arrogantie. Ze willen altijd weer iets nieuws ontdekken en ze trekken films die in hun talent labs zijn ontwikkeld echt voor. Uiteindelijk denk ik dat de makers zelf bepalen waar hun film terechtkomt: aan de rand van de ravijn bloeien de mooiste bloemen."