IDFA Focus: Fabrications
Het is niet waar!

The Clinic
Fictiefilms op documentairefestival IDFA? Het tien films tellende programma Fabrications onderzoekt de vele manieren waarop films die dingen in scène zetten toch de realiteit
kunnen tonen.
Een blik in de camera is een zeldzaamheid in de cinema. Niet alleen in fictie, waar de schijn moet worden opgehouden, maar ook in documentaires. De talking heads van praatfilms praten vrijwel altijd langs de camera, niet recht erin; personen die als personages gevolgd worden, leren al snel de camera te negeren (en de momenten waarop ze dat niet doen, halen de film niet); in reportages waar de camera als fly on the wall ergens aanwezig is, geldt dat nog veel sterker.
De blik in de camera is in films zo zeldzaam, dat de uitzonderingen altijd opmerkelijk zijn. Momenten die bedoeld zijn om op te vallen, te overrompelen. Ze doorbreken de vierde wand, om het Brechtiaans te zeggen, maar meestal niet om de kunstmatigheid van de films te tonen – eerder om de kijker nog meer de film in te trekken. Deelgenoot te maken van de komedie, mee te slepen in de romance, medeplichtig te maken aan de misdaad.
Het Focus-programma Fabrications op IDFA 2023 zit vol met films waarin naar de camera gekeken wordt. Maar hier komt het voort uit iets anders. In de meeste andere films is een blik in de camera in feite een blik naar de kijker. Hier is het daadwerkelijk een blik naar de camera, of de persoon erachter.
Het tien titels tellende programma, evenredig verdeeld tussen nieuwe films en ouder werk, zit vol films waarin de maker en de camera actieve deelnemers aan het narratief worden – gewild of ongewild, echt of onecht.
Repetities
“Mijn naam is Massoud Bakhshi en met dit rapport hoop ik inzicht te verschaffen in waarom ik mijn geplande film over Teheran niet kan maken.” Met ongeveer die tekst opent Tehran Has No More Pomegranates! (2006). Zo ontkent de film dus direct in de eerste minuten zijn eigen bestaan.
Bakhshi richt zich niet tot de kijker, maar tot de commissie die hem in dienst nam om de film te maken. Hij plaatst zichzelf in een rijke Iraanse traditie van films waarin de makers zichzelf opvoeren – met Jafar Panahi als aanvoerder. Dat geldt overigens ook voor de andere Iraanse film in het programma, A Band of Dreamers and a Judge (2023), omdat regisseur Hesam Eslami door de autoriteiten wordt gezien als lid van de bende criminele schatgravers die hij portretteert.
‘Alle personages en gebeurtenissen in deze film leken echt gebeurd te zijn, maar het is niet waar!’, meldt in Tehran Has No More Pomegranates! een tekstkaart aan het eind van de openinsgcredits. Dat zou zo’n beetje het motto van heel Fabrications kunnen zijn, al is het omgekeerde vaak ook waar: juist door het fictionele te benadrukken, vinden de films een ander soort waarheid.

Zie bijvoorbeeld Not a Pretty Picture (Martha Coolidge, 1976) en The Island (Damien Manivel, 2023), twee films met dezelfde strategie die toch heel verschillend uitpakken. Beiden tonen tussen de fictiescènes door de repetities en gesprekken van de makers en acteurs over hun rollen.
The Island toont een laatste avond samen van een hechte vriendengroep, in de wetenschap dat ze elkaar, nu de eindexamens volbracht zijn, langzaam maar zeker uit het oog zullen verliezen. De repetities die Manivel telkens toont, benadrukken hoeveel werk er is gestoken in de ogenschijnlijk vanzelfsprekende intimiteit tussen het ensemble jonge acteurs. De documentairescènes benadrukken zo het emotionele realisme van de fictiescènes.
In Not a Pretty Picture werkt het andersom. Coolidge laat een verkrachting die haar als zestienjarige overkwam naspelen door acteurs (direct in de eerste scène blijkt dat de vrouwelijke hoofdrolspeler zelf als tiener ook is verkracht). Het spel in de fictiescènes is bewust nogal geaffecteerd, waarmee de realiteit van de gesprekken achter de schermen wordt benadrukt. Zoals in veel films in Fabrications werken fictie en documentaire hier niet als tegenpolen, maar als twee handen op één buik – of op een onderbuik, vol met trauma en woede.
Toneelverfilming
Overigens hebben niet alle films in het programma zo’n expliciete meta-laag. De Kameroense filmmaker Rosine Mbakam vertelt met Mambar Pierrette een alledaags verhaal over een constant schipperende kledingmaker en moeder van drie in een arme wijk in de stad Douala. Hier geen reflecterende laag, geen aanwezige filmmaker, geen blik in de camera. Mbakam gebruikt documentaire-elementen (primair: niet-professionele acteurs die min of meer zichzelf spelen) om fictie te maken, dat is alles.
Het geldt ook voor het Senegalese Letter from My Village (1976) van de afgelopen februari overleden filmmaker Safi Faye, dat een fictief liefdesverhaal plaatst in een documentaire context van het Senegalese dorpsleven. En voor The Connection (Shirley Clarke, 1961), nota bene een toneelverfilming, waarin een fictieve documentairemaker zich begeeft onder een groep jazz spelende junkies in een groezelig New Yorks appartement.

Ook het overrompelende Gasoline Rainbow (2023) van de broers Bill en Turner Ross, die eerder met Bloody Nose, Empty Pockets (2019) ook al een intrigerend spel maakten van fictie en realiteit, bevindt zich in dat spanningsveld. De vijf tieners die gevolgd worden tijdens een roadtrip na hun eindexamen, stappen overduidelijk in een fictiewereld – het soort schelmenroman dat de Amerikaanse tijdgeest in de ogen kijkt, zoals dat minstens sinds Kerouacs On the Road elke generatie weer gemaakt lijkt te moeten worden. Maar de personages hebben dezelfde namen als de acteurs en de flarden van intieme confessies die het vijftal op de geluidsband geeft, voelen verdomd ingeleefd.
Zo leveren ook deze films, bezien binnen het kader van dit programma, veel stof tot nadenken. Of een beeld documentair is of niet, wáár is of niet, ligt niet besloten in dat beeld zelf, maar zit in de context – een ‘waar’ beeld kan leugenachtig gebruikt worden. Een film beschouwen als documentaire is dus vooral een belofte die een maker doet en een vertrouwen dat een publiek in die belofte legt. De belofte: ik ga de realiteit laten zien.
Hoe zit dat dan als de belofte net anders is, zoals bij deze films? De films zijn duidelijk fictie, ze tonen ons niet een op een ‘de realiteit’. Maar tegelijkertijd is duidelijk dat wat getoond wordt wél een concrete, bestaande realiteit representeert en dat fictie de enige mogelijkheid was om die realiteit op het scherm te krijgen. Hier is de belofte, het pact tussen maker en publiek dus: ik ga realisme laten zien, fictie die realiteit had kunnen zijn.

Pleisterplaats
Ook Bushman (David Schickele, 1971) begint als een fictief portret van een ‘realistisch’ personage, al gaat dat hier gepaard met een stuk meer ironische distantie. Paul Eyam Nzie Okpokam, een jonge Nigeriaanse student aan de toneelschool van San Francisco, speelt als hoofdpersoon Gabriel een variant op zichzelf. Hij fladdert door San Francisco en biedt het hoofd aan allerlei vormen van alledaags racisme.
Dat krijgt een zeer wrang-realistische nasmaak als Okpokam zelf het lot treft dat regisseur Schickele voor zijn personage voor ogen had: hij wordt door de autoriteiten teruggestuurd naar zijn in een burgeroorlog verwikkelde geboorteland. Zo is de slotakte van Bushman plotseling geen ironische fictiefilm over een personage dat onterecht wordt gedeporteerd, maar een oprechte documentaire over een acteur die onterecht werd gedeporteeerd. “De waarheid was in dit geval niet stranger than fiction,” stelt Schickele als hij (recht in de camera kijkend) vertelt wat er gebeurd is, “hij was alleen wat sneller.”
En dan is er nog The Clinic (2023), de enige film in het programma die je onomwonden een documentaire kunt noemen – de film van Midi Z is behalve in Fabrications ook opgenomen in IDFA’s hoofdcompetitie. Het is in vrijwel alles een tegenpool van de vorige film van de maker, de bij vlagen surrealistische en van woede druipende MeToo-fictie Nina Wu (2019). Hier volgt Midi Z in alle rust het reilen en zeilen in een kleine dokterskliniek in de Myanmarese stad Yangon.
De pleisterplaats wordt gerund door een stel van middelbare leeftijd, beiden artsen. Maar hun kliniek ligt ver af van het beeld van een steriele, witte ruimte die het woord ‘kliniek’ oproept. Omdat het een rommelige, overvolle ruimte is, met een berg pillenstrips ergens op een tafel in een hoek. Maar vooral ook omdat het er niet draait om het zo efficiënt mogelijk ‘verwerken’ van de patiënten, maar om echte aandacht en zorg voor de dolende zielen – vaak met verslavingsproblematiek – die er hun heil zoeken.
Hier komt de meta-reflectie niet vanuit de maker, maar vanuit de twee hoofdpersonen van de film zelf. De twee zijn niet alleen artsen, maar ook kunstenaars – zij schildert, hij werkt aan een politiek beladen speelfilm. Vooral via die kunstwerken sijpelt de licht ontvlambare politieke realiteit van Myanmar de film in, terwijl we in de kliniek de desastreuze gevolgen voor individuele inwoners van het land terugzien.
Via de kunst van zijn hoofdpersonen bevraagt Midi Z ook de relatie tussen realiteit en representatie in zijn eigen film, die is opgebouwd uit tegelijk alledaagse en wonderlijk schilderachtige beelden, ogenschijnlijk gedraaid met enkel het al aanwezige licht en toch tot in de puntjes uitgelicht. Zo toont de bedwelmende film hoe krachtig meta-reflectie zelfs in een kleine dosis kan zijn.
Het programma Fabrications is onderdeel van IDFA, dat plaatsvindt van 8 t/m 19 november 2023.