Cinema onder vuur: India

Over de staat van de Indiase cinema

Illustratie: Zeloot

Welke krachten bedreigen de vrijheid van filmmakers? In een serie internationale bijdragen verzamelt Filmkrant hoe politieke en economische krachten inwerken op de nationale filmwereld. Deze maand: India, waar Bollywood door tien jaar hindoe-nationalistisch bewind tot propaganda-instrument is verworden.

Op 10 januari 2019 plaatste de hindoeïstische filmmaker Karan Johan een selfie met de Indische minister-president Narendra Modi en andere sterren uit de Bollywood-industrie. “Als gemeenschap willen we bijdragen aan het versterken van de natie”, luidde het bijgaande bericht. “Er is zo veel dat we willen en kunnen doen, en we hebben gesproken over hoe we dat kunnen bereiken.”

Terwijl de grootste Bollywood-sterren moslim zijn, was geen van hen aanwezig bij de ontmoeting met de voorman van de hindoe-nationalistische Bharatiya Janata-partij (BJP).

Een dag later ging de film Uri: The Surgical Strike in première (hoofdrolspeler Vicky Kaushal was bij het selfie-moment), over hoe het Indiase leger in 2016 terugsloeg na een aanval van Pakistaanse terroristen op een Indiase legerbasis. De slogan voor de uiterst nationalistische film, “How’s the josh?” (‘hoe is de sfeer?’) werd door minister van Financiën Nirmala Sitharaman herhaald in een bericht bij een video waarin zij, omringd door legerofficieren en mensen die met de nationale vlag zwaaien en leuzen roepen, een screening van de film bijwoont. Ook Modi citeerde de filmslogan, bij de opening van een filmmuseum.

Dat Modi twee maanden later overtuigend werd herkozen als premier, was deels te danken aan hoe hij de spanningen tussen India en Pakistan ‘aanpakte’. Het zal hem geen windeieren hebben gelegd hoe Uri dat in campagnetijd onder de aandacht bracht.

Misselijkmakend
De demonisering van Pakistan en de alliantie tussen Bollywood en de politieke machthebbers zijn geen van beide nieuw. Wel nieuw is het schaamteloos inzetten van Hindi cinema als wapen voor de hindoe-nationalistische zaak, door middel van verhalen waarin moslims zwart worden gemaakt, BJP-opponent de Congrespartij wordt bekritiseerd en/of de geschiedenis wordt herschreven rond oorlogen, rellen en actualiteiten – naar versies waarin hindoes ofwel als morele of militaire overwinnaars uit de bus komen, ofwel het slachtoffer worden van de wreedheid van moslims. Net als onder Donald Trumps regering in de Verenigde Staten groeit de argwaan jegens progressieven en intellectuelen, lees: iedereen die nog belang hecht aan de seculiere grondwet van het land.

Uri werd in 2019 een succes, en de film werd gevolgd door een reeks gelijksoortige films (die overigens meer moeite hadden een massapubliek te bereiken). Zo was er Thackeray (2019) van Abhijit Panse, die het levensverhaal vertelt van de etno-nationalistische politicus Bal Thackeray, wiens Shiv Sena-partij een politieke rivaal van Modi’s BJP was; Vijay Ratnakar Gutte’s The Accidental Prime Minister (2019), een revisionistische biopic van Congrespartij-politicus Manmohan Singh, Modi’s voorganger als premier; en de misselijk­makend hagiografische Modi-biopic PM Narendra Modi (2019). Het was slechts een voorbode van wat zou volgen.

In het kielzog van de suïcide van de hindoeïstische acteur Sushant Singh Rajput in 2020 begon de overheid aan een reeks schijnbaar willekeurige en ongefundeerde invallen en politieonderzoeken naar de financiën en privélevens van Bollywood-sterren. Een van de slachtoffers was Aryan Khan, de zoon van Shah Rukh Khan, al decennia een van de grootste Bollywood-sterren en een moslim die zich in al die jaren in de spotlight zelden politiek uitsprak. De beschuldiging van drugsbezit aan het adres van Aryan Khan liet men al snel weer varen, maar zijn arrestatie droeg de niet mis te verstane boodschap in zich dat iedereen – hoe rijk en beroemd ook – zich dient te voegen naar de wil van de machthebbers.

Knokploegen
Wie zich uitspreekt tegen de regering kan rekenen op (online) bedreigingen door zelfbenoemde nationalisten, een ‘publieke’ roep om een werkverbod, of zelfs arrestatie (zoals in Khans geval). Er zijn al gevallen geweest van knokploegen die filmsets vernielden. De uit dat alles voortkomende angstsfeer maakt dat de weinige subversieve filmmakers die India kent hun werk niet durven te maken of vertonen.

Dat effect wordt nog versterkt doordat in 2021 het Film Certification Appellate Tribunal werd opgeheven. Bij die instantie konden filmmakers in beroep gaan tegen de beslissingen van de Raad voor Censuur. Sinds de opheffing is een rechtszaak de enige optie voor filmmakers die het oneens zijn met opgelegde coupures.

De censuurcommissie bestaat al sinds 1952, maar haar macht is flink uitgebreid. Het resulteerde er al in dat een aantal buitenlandse films niet in India werd uitgebracht, zoals Dev Patels Monkey Man (2024), dat een fictieve, dystopische, rechts-radicale maatschappij schetst die veel overeenkomsten met India vertoont, en Santosh (2024), Sandhya Suri’s bijtende kritiek op politiegeweld en kaste-discriminatie en de Britse Oscar-inzending van vorig jaar.

Het meest recente incident rond de censuurcommissie draaide om Phule, een film over de levens van Dalit activisten Jyotirao en Savitribai Phule, een echtpaar afkomstig uit de laagste, ‘onaanraakbaar’ geachte kaste van de hindoeïstische sociale orde. De vereiste coupures kwamen erop neer dat de wreedheden van hogere kasten tegenover het echtpaar Phule onder het tapijt werden geveegd, een verregaande verdraaiing van de Indiase geschiedenis, die wordt getekend door gewelddadig kasteïsme.

Complottheorie
Al met al ontstond er een hausse aan films die een wit voetje willen halen bij de regering, bijvoorbeeld door historische feiten te verdraaien. The Kashmir Files (2022) draait om de exodus van hindoes uit Kashmir in 1990, maar ontbeert de nuance die deze complexe geschiedenis vereist – het toont simpelweg het door de BJP opgelegde narratief van kwaadaardige moslims die onschuldige hindoes uit hun thuisland verdrijven. De film, met hoofdrollen voor Anupam Kher (getrouwd met een BJP-kopstuk) en Mithun Chakraborty (zelf BJP-politicus), werd door critici neergesabeld, maar was alsnog een van de meest winstgevende films van het jaar. Bij een screening op het International Film Festival of India hekelde juryvoorzitter Nadav Lapid de film als “vulgaire propaganda”, waarmee hij online BJP-volgers op zijn dak kreeg.

Een ander voorbeeld is The Kerala Story (2023), een film die zegt geïnspireerd te zijn “op ware gebeurtenissen”, maar in feite de paranoia opstookt rond de veelvuldig weersproken islamofobe complottheorie van ‘liefdesjihads’, het idee dat moslims onder valse voorwendselen trouwen met hindoeïstische vrouwen om hen vervolgens te bekeren tot de islam. De film werd door Modi geprezen voor het “blootleggen van een lelijke waarheid” en werd door de BJP en de Rashtriya Swayamsevak Sangh, een hindoeïstische extreemrechtse paramilitaire organisatie, gebruikt tijdens politieke campagnes in de provincie Karnataka. Er werden zelfs gratis vertoningen georganiseerd gericht op jonge hindoemeisjes. Toen de Congres­partij zich tegen de film uitsprak, werden ze terroristen genoemd. Zoals veel van dit soort films kreeg The Kerala Story in meerdere door de BJP bestuurde provincies belastingkortingen.

En dan is er nog The Sabarmati Report (2024), dat de realiteit verdraait rond de rellen in Gujarat in 2002 en de rol die Modi en de BJP daarin speelden. Uiteraard stak Modi op sociale media de loftrompet over de film.

Niet om aan te zien
Propagandafilms zijn van oudsher een geliefd wapen van autocratische machthebbers, dus hun opleving in India is bepaald geen verrassing. Maar het is alarmerend hoe onverbiddelijk ze worden ingezet voor het grotere doel van de machthebbers om weg te bewegen van een seculiere samenleving. Daarbij speelt mee dat de Hindi filmindustrie een van de grootste van het land is en van oudsher bekend staat om zijn (opportunistische) diversiteit – een moslimacteur kon een hindoe spelen, een hindoe kon een sikh spelen en alle drie playbackten ze mee met hindoeïstische of soefistische liederen. Maar in slechts enkele jaren tijd is die grotendeels apolitieke filmindustrie geradicaliseerd tot uithangbord voor de overheid en haar pogroms. In combinatie met een eindeloze stroom desinformatie zet deze propaganda de democratie onder druk.

De angstcultuur die onder deze regering is ontstaan, heeft de creativiteit van de filmindustrie gedempt. Hetzelfde draaiboek paste het regime eerder overigens al toe op universiteiten, waar politieke diversiteit werd weggevaagd en BJP-stromannen in leidinggevende posities werden geplaatst.

De negatieve gevolgen voor de filmindustrie tekenen zich inmiddels scherp af. In december 2024 meldde de Financial Times dat bioscooprecettes 7 procent waren gedaald ten opzichte van het jaar ervoor. De recente hits komen niet uit Bollywood, maar uit de filmindustrieën van Zuid-India, en het gebruik van streamingplatforms schiet omhoog. Om mensen terug de zalen in te krijgen vallen multiplexen terug op rereleases van oude successen.

Zo brengt een ooit bloeiende industrie, die bij dozijnen tegelijk films uitbracht voor een breed Indiaas publiek, enkel nog films voort die niets opbrengen en niet om aan te zien zijn. Terwijl Indiase onafhankelijke films zich op internationale festivals in de kijker spelen, is aan de malaise in Bollywood nog geen einde in zicht. Toen India begin mei raketaanvallen op Pakistan uitvoerde in wat bekend is komen te staan als “Operatie Sindoor”, deden maar liefst twaalf productiemaatschappijen uit Bollywood een poging om een copyright op die term te krijgen – terwijl de raketten nog over en weer vlogen.

Cinema is vaak omschreven als een spiegel van haar tijd, die zowel de goede als de lelijke kanten van onze wereld blootlegt. Maar in India hebben ongebreideld kapitalisme, islamofobie en desinformatie van de nationale cinema een lachspiegel gemaakt – een spiegel die liegt. Wie zullen we worden, in wat nog steeds de grootste democratie ter wereld is, als we vergeten hoe we eruitzien?


Bedatri D. Choudhury, geboren en getogen in India, is een filmcriticus, programmeur en journalist die woont in New York. Ze publiceerde onder meer in MUBI Notebook, Reverse Shot, Filmmaker Magazine en Film Comment. Vertaling: Joost Broeren-Huitenga.