Focus: De wondere wereld van Martin Koolhoven

Martin Koolhoven

Martin Koolhoven is een bevlogen filmmaker die altijd over film praat. De ideale persoon dus voor een filmprogramma. Zijn tv-programma De kijk van Koolhoven begint morgen aan een tweede seizoen, met zes afleveringen onversneden filmenthousiasme. Een portret van de man die in zijn jeugd timmerman wilde worden.

Wie Martin Koolhoven over film hoort praten, krijgt de indruk dat zijn eerste woordje als baby film was en hij in de wieg al wist dat hij filmmaker wilde worden. Zo ging het niet helemaal. De in 1969 in Den Haag geboren timmermanszoon wilde timmerman worden, maar dat werd geen succes. Op de LTS (weet iemand nog wat dat was?) haalde hij hoge cijfers voor alles wat niet met timmeren te maken had, zei hij ruim tien jaar geleden in een interview in het Parool. Na een lange omweg (Havo, studie gezondheidszorg, een audiovisuele opleiding in Sittard, een jaar filmacademie in Brussel) werd hij na een tweede poging – bij de eerste was hij afgewezen – aangenomen op de filmacademie in Amsterdam. Koolhoven had zijn bestemming gevonden: “Het voelde als thuiskomen. Ik stapte van een wereld waarin ik een eenling was in een wereld waarin iedereen gek was van film”, zei hij in hetzelfde interview.

Dat laatste zal waar zijn geweest, maar niemand was zo gek van film als Koolhoven. In 1996 studeerde hij af. Drie jaar later brak hij door met Suzy Q, het speelfilmdebuut van Carice van Houten, die er meteen een Gouden Kalf mee won. Na deze succesvolle start werkte Koolhoven jarenlang alsof de duivel hem op de hielen zat. Terwijl de meeste Nederlandse regisseurs blij zijn als ze één keer in de drie jaar een film kunnen maken, regisseerde hij in negen jaar acht films. Dat hij vooral om zijn stilistische talent werd geprezen, leidde tot artistiekerig-aanstellerig gedrag, zei hij later. “Ik ging heel overdreven de filmauteur uithangen. Ik wilde niet een dertien in een dozijn-regisseur zijn.”

Het schnitzelparadijs

Koolhoven liep met films als AmnesiA en De grot (beide in 2001) vast in vormfetisjisme en sloeg een nieuwe koers in met films waarin hij zich nadrukkelijk dienstbaar opstelde aan het verhaal. Met wisselend succes: Met de jeugdfilm Knetter en multicultikomedie Het schnitzelparadijs (beide in 2005) bewees hij dat hij ook niet-arthousefilms tot een goed einde kon brengen, maar soms was zijn hand wel erg onzichtbaar, zoals in de matige romkom ’n Beetje verliefd (2006). “Niet de film die ik aan Petrus geef als ik aan de hemelpoort sta”, aldus Koolhoven.

Alle talenten van Koolhoven – stilistisch gevoel, een verhaal filmisch kunnen vertellen, gelaagde personages die emoties oproepen – vielen perfect op hun plaats in zijn verfilming van Jan Terlouws Oorlogswinter (2008). De angst dat twee jaar na Paul Verhoevens Zwartboek het publiek geen zin zou hebben in weer een Nederlandse oorlogsfilm, bleek met 850 duizend bezoekers (!) ongegrond. Dat de twee films met elkaar werden vergeleken, lag voor de hand, waarbij Oorlogswinter als de beter film uit de bus kwam. Koolhoven wilde in die tijd best uitleggen waarom hij dat ook vond: “Verhoeven is geen groot psychologisch verteller. Ik denk zelfs dat hij niet wezenlijk is geïnteresseerd in karakters. Hij vindt het leuker om Duitsers te laten zien die Joden van hun geld beroven. Of die voor de ogen van een dochter een vader en een moeder doodschieten.”

Brimstone

Daarna was het lang stil rond Koolhoven. Als je hem tegenkwam, zei hij dat hij een western aan het schrijven was, maar dat hij de film pas zou gaan maken als hij helemaal tevreden was over het script. Dat duurde lang, zo lang dat menigeen twijfelde of die western er ooit nog wel zou komen. Acht jaar (!) na Oorlogswinter was het zover en ging Brimstone op het filmfestival van Venetië in première. Met de grimmige western over religieuze vrouwenhaat op het Amerikaanse platteland in de negentiende eeuw, maakte Koolhoven de overstap naar de internationale filmwereld. Veel Amerikaanse critici, gewend als ze zijn aan karikaturaal geweld in Hollywoodfilms, vonden het realistische religieuze sadisme en geweld in Brimstone te heftig. Tja, het is nogal wat voor Amerikanen als geweld in films ook echt als geweld voelt. Koolhoven zei er dit over: “Het karikaturiseren van geweld is denk ik niet goed. Als je eerlijk bent over geweld, zie je ook wat het doet met een mensenleven.”

Daarna werd het weer stil rond Koolhoven. Nou ja stil: stil wat een nieuwe film betreft, maar niet stil in de publiciteit. Twee jaar na Brimstone presenteerde hij de zesdelige tv-serie De kijk van Koolhoven, waarin hij filmgenres bespreekt. Geen kijkcijferkanon, maar met tussen de vijftig- en tweehonderdduizend kijkers voor een doelgroepenprogramma toch behoorlijk succesvol. En dus begint er morgen een nieuwe serie van zes afleveringen, waarin spraakwaterval Koolhoven ons weer zal proberen te bekeren tot de religie van de cinefilie. En zijn nieuwe film? Drie jaar geleden kondigde hij een in het naoorlogse Indonesië spelende ‘spannende, sexy thriller’ aan, ‘met femmes fatales, duivelse verraders, corrupte politie en imperfecte helden’. Als Koolhoven net als met Brimstone er weer acht jaar voor nodig heeft, kunnen we die in 2025 zien.


De kijk van Koolhoven, vanaf 21 februari iedere vrijdag om 20.25 uur op NPO 3. Eye Filmmuseum, Amsterdam, vertoont elk van de zes afleveringen telkens een dag vóór de uitzending op het grote doek.