Leedvermaak

Schrijnende teksten en treurige ogen

Leedvermaak

Maar liefst drie Gouden Kalveren kwamen in Utrecht bij Leedvermaak terecht. De grote kleine regisseur Frans Weisz doorstond tijdens de prijsuitreiking manmoedig de grapjes van presentator Carl Huybrechts over zijn omvang. Stralend torste hij zijn Kalf, in de wetenschap dat Leedvermaak namens Nederland ook aan de strijd om een Felix mee mag doen. Vanwaar deze huldeblijken, is het echt zo’n meesterwerk?

Het lijkt er soms op of prijsuitreikingen des te spannender en feestelijker worden naarmate een productie meerdere prijzen wint. Je ziet het steeds opnieuw gebeuren, vooral bij de Oscars: één triomferende, meervoudige grote winnaar is meer waard dan tien kleintjes. Nederland volgt het voorbeeld getrouw. Handig in het geval van wedstrijd-pools, leuk voor de betrokkenen en hun fans, maar rechtvaardig?

Het begint al bij de grote prijs voor de beste acteur en actrice, dit jaar gewonnen door Pierre Bokma en Annet Nieuwenhuijzen. Geen kwaad woord over hun vertolkingen in Leedvermaak, maar hoofdrollen speelden zij niet in deze film zonder hoofdrol. En hebben zij nooit eerder gespeeld in Nederlandse speelfilms.

Annet Nieuwenhuijzen debuteerde in Leedvermaak, zoals Anneke Blok, bekroond met de juryprijs, debuteerde in Uw mening graag van Heddy Honigmann. Incidentele optredens, gelijk bekroond met een grote Prijs van de Nederlandse Film. Zoals eerder dat van Carolien van den Berg, in een piepklein rolletje in Vroeger kon je lachen van Bert Haanstra. Nauwelijks meer in een film teruggezien, deze actrice. Terwijl Kitty Courbois al ruim twintig jaar in opmerkelijke rollen opduikt in Nederlandse speelfilms. En nu weer goed is voor de meest dramatische momenten in Leedvermaak. Wat dat betreft had de succesroes rond deze film niet doorbroken hoeven worden door haar bekroning, maar zij is zelfs niet genomineerd.

Evenmin trouwens als bijvoorbeeld Loos, een niet geheel geslaagd maar wet buitengewoon filmisch waagstuk van Theo van Gogh. Een vrij vreugdeloos maar gedurfd geheel, waarin de maker aantoont dat het fantasievol aanwenden van filmische middelen niet per definitie gekoppeld is aan een hoog budget. En Max & Laura & Henk & Willie, gemaakt door het collectief Fly by Night voor de lieve somma van vijftigduizend gulden. Hoezo we hebben geen geld om goeie films te maken?

Behalve hartverwarmende, levensechte personages vertoont deze film een stilistische inventiviteit in alle onderdelen – camerawerk, montage, geluid, acteerprestaties – die de subsidiegevers tot nadenken mag stemmen. Kan het collectief wegens grote verdienste misschien een honorarium achteraf worden toegekend? Een bekroning zit er al niet meer in. Zelfs niet van de verzamelde filmpers die een goede maar weinig vernieuwende jeugdfilm Mijn vader woont in Rio haar Prijs van de Kritiek toekende.

Vakmanschap
Evenzo nam de jury van de Nederlandse Filmdagen geen enkel risico en riep zij Leedvermaak uit tot grote winnaar van 1989. Een terechte keuze als je uitgaat van het belang van een goedgemaakte, technisch netjes afgewerkte, uitgebalanceerde speelfilm. De lach en de traan wisselen elkaar evenwichtig af, de leden van Toneelgroep Amsterdam staan hun mannetje en de grote verdienste van Frans Weisz is dat hij dit indrukwekkende toneelstuk op adequate wijze in beeld heeft gebracht. Aan zijn bekroning kan dus niemand zich een buil vallen en het is precies deze zekerheid die mijn weerstand oproept.

Zonder nu een principiële discussie aan te willen gaan over de voor- of nadelen van ‘verfilmd toneel’, moet ik vaststellen dat Leedvermaak zijn grootste kracht ontleent aan het stuk en de dialogen van Judith Herzberg. Het beschrijft een familiebijeenkomst rond het bruidspaar Nico (Pierre Bokma) en Lea (Catherine ten Bruggencate). Joodse kinderen van joodse ouders die overleefden. Een vloek en een genade. De Oorlog overheerst al veertig jaar lang het denken en handelen van beide generaties.

Het leed van de oorlogsslachtoffers, dat altijd dat van de tweede generatie, hun kinderen, overtreft, wordt door Herzberg in schrijnende en o zo herkenbare teksten omgezet. Zo vertelt Lea’s onderduikmoeder Riek (Annet Nieuwenhuijzen) argeloos: “Hij werd meegevoerd naar een kamp met Franse joden. Maar hij was geen jood, hij was onschuldig.” En antwoordt huisvriend Edwin de Vries op opmerkingen van de serveerster over joden: “Ja, d’r zijn ook hele goeie bij hoor.”

Ronduit magistraal is Kitty Courbois (moeder van Lea) in de monoloog waarin zij vertelt van haar verwarring in een Amsterdamse tram: “Ik dacht dat ik helemaal niet in die tram mee mocht, want dat mochten wij nooit.” Wanneer haar ogen zich met tranen vullen is het even huiveren geblazen. En vrijwel elke acteur weet dat effect op een of meer momenten te bereiken: grote, donkere, treurige ogen, overlevenden tegen wil en dank. En op de achtergrond alsmaar het quasi-vrolijke geroezemoes en de muziek, want hier wordt feest gevierd. Kortom: het stuk deugt en de acteurs verstaan hun vak.

Hier en daar dringen zich ook de voordelen van de verfilming op: in de close ups van die ogen, van de verbeten monden. Of in de buitengewoon geslaagde scène waarin de gasten zich in een wat surrealistische polonaise door de tuin en het huis bewegen, terwijl Lea haar vader confronteert met haar grootste verdriet: “Jullie hadden me mee moeten nemen, juist toen het erg was.”

Daar staan moeizame scènes tegenover, zoals het uitgebreide exposé van Rijk de Gooijer wanneer hij uitlegt wat hem is overkomen. Hier weet Frans Weisz, ondanks zijn keur aan omsingelende camerabewegingen en rijders, van het toneel geen film meer te maken. En hier treden mijn ambivalente gevoelens tegenover Leedvermaak als bekroonde film het sterkste op. Een gevoelig vakman won de prijs. Maar wanneer bekroont Nederland zijn waaghalzen en durvers, wanneer spreekt het zich onomwonden uit voor cinematografie? Het lijkt er op of we daarvoor terug moeten gaan naar Een zondag op het eiland van de Grande Jatte, waarmee Frans Weisz ooit zeer terecht de Nederlandse Staatsprijs voor de filmkunst won.