Tilda Swinton over Tilda Swinton – Ongoing
‘Ik ben geen solo-artiest, maar een lid van de band’
Tilda Swinton. Foto: Ruediger Glatz
Tilda Swinton staat al decennia in de kijker van filmmakers, fotografen en modeontwerpers. In haar optiek is niet zijzelf, maar het democratische, gemeenschappelijke en vriendschappelijke aspect van ieder maakproces de essentie. “Er is altijd de mogelijkheid van co-auteurschap.”
Opdraven voor een casting, een kant-en-klaar script ontvangen, je ding doen op de set en de deur weer achter je sluiten: dat is niet hoe Tilda Swinton idealiter werkt. Ze noemt zichzelf dan ook geen acteur, maar een performer, die in haar diepste wezen creëert met anderen. Swinton: “Ik voel me geen solo-artiest, maar een lid van de band.”
Natuurlijk realiseert ze zich dat de filmindustrie vaak opgedeeld is in hokjes en dat vakmensen soms ieder op hun eigen eiland werken aan een productie. “Toch is dat niet mijn persoonlijke ervaring. Mijn basis ligt in de collectiviteit van films maken en in de gemeenschap eromheen. Een gemeenschap waarin vriendschappen belangrijk zijn. Men denkt vaak dat performers een passieve rol hebben in het proces en geen auteur zijn over hun werk. Maar in de wereld die ik zo goed ken en waarin we op een democratische manier werken, is er altijd de mogelijkheid van co-auteurschap. Je kan als performer zoveel meer zijn dan een vertolker alleen.”
Plan B
Tilda Swinton neemt alle tijd om in Eye, waar ze de tentoonstelling Tilda Swinton – Ongoing cureerde, te vertellen over haar werk en de lange vriendschappen die ze ontwikkelde met filmmakers, fotografen en andere kunstenaars. Niet onverwacht – ze is de dochter van een Schotse generaal-majoor – draagt ze een messcherp gesneden jasje in militaire stijl. Daaronder een van haar lievelingsblouses die ook terugkeert in de tentoonstelling en een performance daarbinnen.
Dat Swinton (1960) voor de camera zou verschijnen was nooit haar bedoeling. Ze studeerde sociale en politieke wetenschappen aan de universiteit van Cambridge en was vooral bezig met schrijven, met name toneelstukken waaraan ze met studievrienden werkte. Dat ze ging acteren, eerst op het toneel en later in films, was een gevalletje ‘iemand moet het doen’. “Acteren is altijd een soort lui plan B geweest. Niet eens een plan B eigenlijk, eerder een afleiding die al veertig jaar duurt.”

Gedurende haar langlopende carrière werkte ze met klinkende namen als de gebroeders Coen, Sally Potter, Wes Anderson en David Fincher. En natuurlijk met al die bevriende filmmakers die in Ongoing zo belangrijk zijn: van Pedro Almodóvar, Luca Guadagnino en Joanna Hogg tot Derek Jarman, Jim Jarmusch en Apichatpong Weerasethakul. Swinton is een graag geziene gast in de onafhankelijke, internationale filmwereld en schuwt het experiment nooit. Met haar unieke voorkomen, acteertalent en eigenzinnige stijl is ze daarnaast geliefd in Hollywood en de modewereld. Ze werd muze van Viktor & Rolf en was model voor menig modefotograaf, zoals Tim Walker – eveneens onderdeel van Ongoing. Swinton won talloze prijzen, waaronder een Oscar, twee Bafta’s, een European Film Award, en een oeuvre-Gouden Leeuw in Venetië.
Ze is een uitgesproken activist voor onder meer de Schotse onafhankelijkheid (ze heeft Schotse, adellijke voorouders) en ze uit al langere tijd heldere kritiek op de genocide in Gaza. Zo riep ze onder meer op tot een staakt-het-vuren tijdens de Berlinale in 2025, waar ze een Ere-Gouden Beer ontving.
Alle wegen leiden naar Derek
Creatieve samenwerkingen staan centraal in Ongoing. Of het nu in film, fotografie of mode is, samen creëren is een terugkerend en belangrijk thema in Swintons bestaan. “Het wonder van mijn leven is dat de bliksem meer dan eens heeft ingeslagen. Het is de modus operandi sinds Derek Jarman mij vond – en ik hem. Ik werkte negen jaar intensief met Derek samen tot zijn dood in 1994.”
Derek Jarman is het leidmotief in Swintons leven. “Alle wegen beginnen bij hem. Ik zeg altijd dat Derek met zijn collectieve werkwijze van ons allen filmmakers maakte. Niet per se regisseurs, maar wel mákers en auteurs. Of het nu ging om mensen uit het technische departement, kostuumontwerpers of de performers. Zo ontdekte ik al vroeg dat deze manier van werken naadloos bij me past. Het gaat voor mij eerst om de relatie, dan de gesprekken en daarna pas het project zelf. In mijn hoofd zie ik een boom voor me met een stam die voor alle relaties staat. Vervolgens komen de takken, als verbeelding voor de gesprekken en ideeënoverdracht. Tot slot de bladeren, als de performance zelf. En eigenlijk zijn de bladeren niet eens het belangrijkst. Dat is de boomstam zelf, met Derek aan de wortels ervan, vanaf het moment dat hij me in 1985 voor het eerst castte in Caravaggio.”

Na zijn dood, zo vertelt ze, bleef ze makers ontmoeten die wilden werken op Jarmans collectieve manier. “Een mooi voorbeeld van zo’n proces is dat van mij en Apichatpong Weerasethakul, die ik in 2004 leerde kennen. Met hem sprak en schreef ik eerst zo’n zeventien jaar voordat we werkelijk een film maakten: Memoria. Al die tijd bespraken we hoe het project eruit zou kunnen zien, terwijl er ondertussen natuurlijk van alles in het echte leven gebeurde. Ik zorgde voor mijn zieke moeder, die uiteindelijk stierf. Rouwen was toen onderdeel van mijn leven. Daarom verweefden we dat thema in het scenario. Ondertussen leed Apichatpong aan het Exploding Head Syndrome; wat we ook in het scenario verwerkten. Zo werd het tot op zekere hoogte een autobiografisch geheel van ons allebei.”
Swinton ziet zichzelf nog altijd vooral als schrijver. “Ik heb altijd geschreven, maar werd als het ware meegevoerd door de passies van anderen. Als het anders was gelopen had ik misschien óver film geschreven, want ik ben van kinds af aan verknocht aan cinema. Ik vond en vind het volkomen bevrijdend, die poort op de wereld die cinema kan zijn.”
Top-down
Ondanks haar liefde voor experiment en democratische samenwerking, werkt Swinton toch regelmatig in Hollywood. “Michael Clayton [Tony Gilroy, 2007] was denk ik mijn eerste klassieke Hollywood-film, met een prachtig geschreven scenario.” Ze won voor haar rol prompt de Oscar voor beste vrouwelijke bijrol.

“Het studiosysteem in Amerika vind ik fascinerend, trouwens. Ik wilde met eigen ogen zien hoe het mogelijk is om het vuur in je levend te houden binnen zo’n systeem en de enormiteit ervan. Uiteindelijk heb ik zo’n vijf studiofilms gemaakt. Je moet je voorstellen dat je met twaalfhonderd collega’s zit te lunchen die allemaal aan datzelfde project werken. En toch bleven we in zekere zin gescheiden, zoals dat gaat in een kapitalistische werkvorm. Departementen opereren zelfstandig met iemand die dat van bovenaf controleert. Als dochter van een militair weet ik alles van top-down-systemen. Ja, films maken op dat niveau is een kwestie van regimentszaken.”
Ook in deze omgeving zoekt Swinton haar vreugde in samenwerkingen met regisseurs die binnen zo’n megaproductie het experiment vinden. “Francis Lawrence was de eerste die me vroeg, voor Constantine in 2005. Hij gebruikte allerlei digitale technieken die anno nu doodgewoon zijn, maar in die tijd radicaal vernieuwend. Daarna castte David Fincher me voor The Curious Case of Benjamin Button [2008], waarin hij pionierde met Brad Pitt die eruit moest zien als een twintigjarige – voer voor elke filmnerd. Zo bleef het ergens steeds aanvoelen als een experimentele film, maar dan wel één waarin vele miljoenen waren gestoken.”
De camera als koning
Sinds haar debuut in de jaren tachtig van de vorige eeuw werkte Swinton met alle mogelijke filmformaten. Wat impact heeft op het eindresultaat, maar óók op het maakproces. “Inmiddels ben ik zo oud dat ik me de tijd nog herinner dat we geen monitors hadden op de set. Jaren waarin de continuïteit werd gecheckt met polaroids en zelfs tekeningen. De regisseur zag alleen de letterlijke actie op de set; een interessant en mooi evenwichtskoord. Je maakt als cast en crew samen die sprong en pas als je de rushes kan bekijken, weet je wat het eindresultaat is.”
Lang werkte Swinton, zo vertelt ze, met filmmakers die vooral beeldgericht waren. Vaak met regisseurs die van origine schilderden, zoals Derek Jarman. Dat Jarman graag met Super-8 werkte, vindt ze daarom volstrekt logisch. “Dat beeld is zo schilderachtig en de kleuren zo extreem verzadigd! Het is daarnaast bijzonder omdat het per definitie handheld is en de filmmaker het materiaal letterlijk in handen draagt. Het is ongelofelijk lo-fi, persoonlijk, fluïde en intiem – dat doet wat met je performance. Het ligt dicht bij een dans. Nu is die flexibiliteit er ook met een iPhone natuurlijk, en eerder met video, maar er is iets magisch aan werken met Super-8.”
Dat ligt, ervaart Swinton, anders bij grotere filmformaten zoals 35mm. “Dat is een andere wereld, waarin de camera koning is. Jij komt naar de camera, de camera niet naar jou. Het kader is alles en als performer vraag je je constant af hoe je in beeld staat en met wie of wat je dat kader deelt. Meer dan alleen om het menselijke, gaat het bij 35mm om de architecturale waarde van dat beeld. Dat maakt het complexer, in zekere zin. Zo denk ik er persoonlijk over, maar ik realiseer me dat ik andere performers daar nooit zo over heb horen spreken. Dat is precies waarom ik het zo vreemd vind om mezelf ‘acteur’ te noemen. Mijn instincten zijn net een beetje… anders.”
Tilda Swinton – Ongoing
Van 28 september 2025 t/m 8 februari 2026 staat Tilda Swinton centraal in een langlopend programma in Eye Filmmuseum. Er zijn tientallen films te zien uit haar decennialange carrière. Daarnaast cureerde Swinton een tentoonstelling met werken van filmmakers, fotografen en curatoren met wie ze hecht samenwerkte en gaat ze op diverse avonden in gesprek met die makers, die ze als vrienden beschouwt. Lees meer in ons Dossier Tilda Swinton.