Caught Stealing

Kat steelt de show in groezelig New York

Caught Stealing. Foto: Niko Tavernise

Darren Aronofsky recreëert met voelbaar plezier het groezelige New York van de late jaren negentig voor deze vlotte misdaadfilm.

In 1998 bracht de toen 29-jarige Darren Aronofsky zijn eerste speelfilm Pi uit, gefilmd in het New Yorkse Chinatown en dankbaar gebruikmakend van de groezeligheid die die wijk toen had. Dat morsige verdween snel daarna als sneeuw voor de zon toen de wijk, net als de nabijgelegen Lower East Side en de rest van Manhattan, in rap tempo gentrificeerde.

Nu is er Aronofsky’s negende speelfilm Caught Stealing, een misdaadverhaal dat speelt in 1998 en grotendeels plaatsvindt in de Lower East Side, met uitstapjes naar Chinatown (en Coney Island, de setting van zijn al even gruizige tweede film Requiem for a Dream uit 2000). Met voelbaar plezier recreëert de geboren en getogen New Yorker de vergane glorie van weleer.

Het lijkt erop dat Aronofsky zo veel aandacht besteedde aan dat beduimelde oppervlak – zwervers op elke straathoek, zich ophopende vuilniszakken, leegstand en verval – dat hij niet aan zijn gebruikelijke nihilisme in de inhoud is toegekomen. Caught Stealing is, voor Aronofsky’s doen, een opvallend lichtvoetige film, ver verwijderd van het miserabilisme van The Whale (2022). Er is ellende genoeg – er vallen doden bij bosjes en hoofdpersoon Hank wordt al vroeg in de film zodanig lens gelagen door Russische gangsters dat hij zijn nier verliest – maar het wordt allemaal net over-de-top genoeg gebracht dat je het, net als Hank zelf, relatief makkelijk afschudt.

Dat Hank (Austin Butler) het met die gangsters aan de stok krijgt, heeft hij te danken aan zijn buurman Russ (Matt Smith), een Britse punker met schimmige zaakjes. Hank zelf leidt een onbeduidend leven, met een in de knop gebroken honkbalcarrière, werk als barman, een sluimerend alcoholprobleem en een vriendin (Zoë Kravitz) die langzaam haar geduld aan het verliezen is.

Maar nadat Russ op stel en sprong vertrekt en Hank met zijn kat Buddy opzadelt, verschijnt een heel roedel zware misdadigers, op zoek naar iets dat Russ verstopte – niet alleen die Russen maar ook een Puerto Ricaan (gespeeld door megaster Bad Bunny) en twee ultra-gewelddadige, orthodox-­Joodse broers (Liev Schreiber en Vincent D’Onofrio, die elke scène waar ze in zitten stelen – al is katacteur Tonic de echte sterspeler).

Het scenario van Charlie Huston, naar hun eigen gelijknamige boek (het eerste van drie waarin Hank centraal staat), houdt de vaart er flink in. Er zijn goed gedoseerde wendingen en uiterst citeerbare dialogen (“Als je niet durft te bijten, moet je je tanden niet laten zien”). Dit soort stijlvolle en hypergewelddadige misdaadfilms was zo’n beetje in de tijd dat Caught Stealing zich afspeelt voor het laatst in de mode. Kom maar op met die nineties revival.