Hugo

'Uit dromenstof zijn wij gemaakt'

Hugo

Martin Scorsese bracht met zijn kinderboekverfilming De uitvinding van Hugo Cabret een liefdevolle ode aan Georges Méliès en het dromenstof waaruit cinema ontstaat.

Eigenlijk zijn wij allemaal een beetje Hugo. Hugo Cabret. Het jongetje dat achter de klok woont van het Gare Montparnasse in Parijs. Het jongetje dat werd bedacht door schrijver en illustrator Brian Selznick in De uitvinding van Hugo Cabret, een boek dat geen boek is maar een inventieve mix van tekst en beeld en dat via close-ups en zooms als een uit de kluiten gewassen flipboekje op elke pagina cinema ademt.

Hugo bekijkt de wereld door de luchtroosters en de kieren in de muren en door schijn-bedriegt-glas-in-lood-raampjes en de cijfers van de klok. Hij heeft het speciaal gemunt op de norse kioskhouder aan de overkant. Want als die even niet oplet kan Hugo bij hem precies de schroefjes en moertjes uit de opwindmuizen en andere blikken speeltjes pikken die hij nodig heeft om de automaton te repareren, de zelf-schrijvende-opwindrobot die zijn vader hem heeft nagelaten.

Die speelgoedverkoper blijkt filmpionier, goochelaar en beeldentovenaar Georges Méliès (1861-1938), die nadat hij de cinema gedesillusioneerd vaarwel had gezegd inderdaad in een snoep- en prullenwinkeltje zijn nadagen heeft gesleten.

Zo lopen filmgeschiedenis en narratieve verdichting door elkaar en het is niet moeilijk om je voor te stellen hoe Martin Scorsese, die sinds zijn documentaires A Personal Journey with Martin Scorsese Through American Cinema (1995) en Il mio viaggio in Italia (1999) ieders favoriete filmgeschiedenisleraar is, in dat verhaal geïnteresseerd is geraakt. Als een hedendaagse Méliès paste hij 3D toe om filmdromen te materialiseren, en tegelijkertijd een grootse hommage te brengen aan de begindagen van de cinema.

Klokkenscène
En wij zijn Hugo. Net als Scorsese zelf. De filmmaker die de wereld bespiedt. En wij gluren met hem mee door die luikjes en doorkijkjes en zien hoe 3D de wereld achter het filmdoek en in Hugo’s (en onze) dromen tot leven brengt. Hij – en wij – zijn toeschouwer en regisseur tegelijkertijd. Monterend met onze ogen. En het roept natuurlijk ook Scorsese’s eigen jeugd in de herinnering, als astmatisch kind dat de wereld vanuit zijn slaapkamerraam, het eerste frame, leerde zien.

Wat begint als een beetje standaard, stijve kinderavonturenfilm – er is wel erg veel goud en blauw in Hugo’s ogen en het lamplicht waaronder hij aan zijn apparaatjes knutselt – wordt zo een grandioze reis door de raderen van tijd en geschiedenis, waarin klassieke filmiconen als Douglas Fairbanks, Charlie Chaplin, Buster Keaton en Harold Lloyd in zijn beroemde klokkenscène tot leven komen. Een pleidooi voor kijken. Ook weer naar al die klassiekers.

Op een elegante manier smeedt Scorsese het hele modernistische technisch-industriële universum van klokken, treinen, mechanisch speelgoed en dan die eerste filmprojectoren aan elkaar. De film is zijn eigen automaton, zijn zelfscheppende machine. De vondst van Selznick om het station – toch eigenlijk het domein van de Lumières met hun eerste film L’arrivée d’un train en gare de la Ciotat, 1895 – als centrale locatie te kiezen werkt in de film zo mogelijk nog beter dan in het boek. De aloude strijd tussen de ‘documentaristen’ in de voetsporen van de gebroeders Lumière en de ‘fantasten’ in de traditie van Méliès wordt er voor eens en altijd mee beslecht.

Om film te kunnen maken heb je sowieso verbeeldingskracht nodig, of het nu is om de werkelijkheid te betrappen of om haar te verzinnen, zoals Méliès deed. Bovendien: hoe vergezocht waren zijn door Jules Verne geïnspireerde verhalen nu helemaal? Er dansen dan wel geen Selenieten op de maan, de insectachtige aliens die Méliès bedacht voor zijn beroemdste film Le voyage dans la lune (1902), maar er cirkelt inmiddels wel een Nederlands astronaut rond de aarde.

Illusionist
Hugo is een van de sleutelfilms van het Filmfestival Rotterdam, ingebed in een programma met Méliès-restauraties en een documentaire van Serge Bromberg over het restauratieproces van Le voyage dans la lune. Het is een geschenk voor het festival dat het op deze manier aandacht kan besteden aan een filmgeschiedenis die techniek en fantasie aan elkaar knoopt. Zoveel verschil is er immers niet tussen de uitvindingen van illusionist Méliès (montage, fade-ins en fade-outs, de dissolves die beelden over elkaar konden laten zien) en de manier waarop de huidige generatie 3D-tovenaars het medium vernieuwen. Maar zover staat dat alles ook niet af van veel kleinschaliger experimentalisten. De echte durf schuilt er dus in om via Hugo al die korte en marginale films eens te gaan bekijken.

Naast de klok als metafoor voor het modernisme is de Méliès-maan het andere grote symbool uit de film. Techniek versus poëzie. De maan om van te dromen. De maan die alles met zijn grimlachende grijns gadeslaat. De maan boven de stad van waaruit dromenstof naar beneden dwarrelt. De maan met de raket in zijn oog. Een even grappig als wreed beeld. Kijken doet pijn. En die raket ziet er ook een beetje uit als een telescoop, een fotografisch objectief waar doorheen wij als filmkijkers de wereld waarnemen. Net een beetje anders dan hij er gewoonlijk uitziet.

De maan is ook de lichtbron in het bioscoopduister. De stralende reflectie op het doek. Het immateriële licht waarin dromen materialiseren. Het roept de woorden van die andere tovenaar in de herinnering: Prospero uit De storm van William Shakespeare, die zei dat ook wij mensen uit dromenstof gemaakt zijn, in ons korte leven door slaap omringd.

Het stemt melancholisch. De geest kan de meest fantastische visioenen en beelden voortbrengen, maar ze zijn vluchtig en tijdelijk, net als het filmbeeld zelf. Na de schaduw en de herinnering rest niets dan dromenstof, waaruit, dat hopen we dan maar, weer andere beelden tevoorschijn kunnen kruipen. Als de Selenieten in de Méliès-maan. En: poef! Daar dwarrelen ze weer uiteen.

Een mooiere hommage van de ene meester aan de andere is niet denkbaar. Méliès was van mening dat zijn tijd voorbij was, toen de Eerste Wereldoorlog had laten zien dat dezelfde machines die dromen konden realiseren ook mensen konden doden. Scorsese is de tovenaarsleerling die speelt met de transformatieve kracht van de cinema. En dan opeens staat het jongetje Hugo niet zo ver af van Travis Bickle uit Taxi Driver. Misschien alleen maar aan de andere kant van dezelfde film spiegel.

En nee. Dat is niet sentimenteel. Dat is gewaagd.