The Shape of Water

Onweerstaanbaar sexy schubben

The Shape of Water

Del Toro is gelukt wat Universal zelf niet lukte: een Universal-horrorklassieker heruitvinden voor de 21ste eeuw. Met zijn prachtig operateske variant op Creature of the Black Lagoon won hij de Gouden Leeuw in Venetië en Oscars voor onder meer Beste Film en Beste Regie.

De Dark Universe lijkt uitgedoofd. Universal wilde zijn oude horrorfilms uit de jaren dertig en later heruitvinden voor een nieuw Shared Universe (waarin personages ook in elkaars films kunnen opduiken), als concurrent voor de superheldenwerelden van Marvel en Warner. Zo verscheen in de eerste Dark Universe-film The Mummy (2017), met Tom Cruise als opportunistische grafdelver, ook alvast Russell Crowe als Dr. Jekyll (en Mr. Hyde).

Maar The Mummy was, grof gezegd, een prul (al was het leuk om Marwan Kenzari Tom Cruise te zien neerschieten) en bovendien een financiële tegenvaller. Waarna de hele reeks werd stopgezet. Wat vooral triest is vanwege de geplande remake van de Universal-klassieker Bride of Frankenstein (James Whale, 1935) door Bill Condon, regisseur van de uitstekende Whale-biopic Gods and Monsters (1998). Als je die iemand zou toevertrouwen, was hij het wel. Maar dat project lijkt dood en begraven.

Al weet je dat bij Frankenstein en de zijnen natuurlijk nooit, want kijk: stiekem heeft Guillermo del Toro gewoon zijn eigen Universal-horrorsequel gemaakt: The Shape of Water. Want ook al wordt het nergens letterlijk gezegd, het monster in The Shape of Water is natuurlijk de Creature from the Black Lagoon, het nakomertje uit 1954 in het Universal-horrorpantheon (die vorig jaar ook al voorbijkwam in The Mummy). Del Toro, die zijn idee nota bene jaren geleden vergeefs bij Universal zelf had gepitcht, gebruikt nu weliswaar de officiële titel niet, maar verwijst wel, net als in het origineel, naar de Amazone als habitat van de creature en zijn aanbidding daar “like a god”.

En déze film is wel gelukt. En hoe: Del Toro won zelfs het festival van Venetië met zijn uiteraard weer prachtig vormgegeven, operateske avonturenfilm annex liefdesdrama, dat speelt in Baltimore in 1962, midden in de Koude Oorlog. Hij houdt zich daarbij aan de basisprincipes van de Universal-horrorcanon: het monster is onbegrepen en de mensheid is het echte monster – op een paar zuivere zielen na.

Die laatsten zijn hier zelf ook maatschappelijke outcasts: stom (Sally Hawkins), zwart (Octavia Spencer) en homoseksueel (Richard Jenkins). De antropomorfe amfibie, die duidelijk door het originele ontwerp werd geïnspireerd, spreekt niet en heeft maar beperkte gezichtsuitdrukkingen – van alle Universal-monsters is hij eigenlijk het minst interessant. Zijn innerlijke strijd is louter dat hij een vis uit het water is en terugverlangt naar zijn lagune. Wel raakt hij geïnteresseerd in Hawkins’ personage, dat ook niet spreekt en daardoor als eerste zijn woordeloze intelligentie herkent.

Hoogtepunt van de 1954-versie was een erotisch geladen onderwaterscène waarin het monster onbespied onder de vrouwelijke hoofdpersoon meezwemt. Del Toro heeft dat sentiment uitvergroot tot een daadwerkelijke en wederkerige liefdesrelatie tussen monster en meisje, met eveneens sensuele onderwaterbeelden. Waar ik me altijd afvroeg wat al die harige en schubbige monsters toch in menselijke vrouwen zagen, valt hier de vrouw op het monster – dat zo sexy is vormgegeven, dat het nog navoelbaar is ook.