Niet te filmen: Joe Speedboat

Strijd gevoerd. Verloren. Klaar.

Illustratie Peter Pontiac

Er lag een script, locaties waren gevonden, de acteurs stonden klaar om te beginnen. Joe Speedboot moest naar Venetië of Berlijn, maar het werd de papierversnipperaar. Auteur Tommy Wieringa en zijn uitgever De Bezige Bij schakelden de rechter in om regisseur André van Duren te beletten zijn Joe Speedboot te maken. “Ik heb zo vaak gedacht: dit kan niet waar zijn! Uiteindelijk zijn we aan het succes van het boek ten onder gegaan.”

Het restaurant waar ik regisseur André van Duren en scenariste Heleen Suèr spreek, ligt bij een pontje. Het had zo Lomark kunnen zijn, het fictieve dorp in Joe Speedboot. Van Duren komt binnen, bewondert de omslag van Joe Speedboot, druk 48, en legt een stapel scriptversies op tafel. Hij benadrukt dat ik zijn relaas niet als een jammerverhaal moet opvatten. “Ik koester geen enkele wrok. We hebben strijd gevoerd en we hebben verloren, klaar.” Maar als hij en Suèr voor het eerst in vijf jaar weer eens door het nauwgezette shooting script bladeren, kan hij er niet omheen: “Godverdomme, wat is het toch een goed scenario! Door die combinatie van absurditeit en gevoeligheid was het echt een bijzondere film geworden.”

Suèr stuitte bij toeval op Joe Speedboot. Ze zat in een leesclub met een redacteur van de Bezige Bij, en kreeg zo het boek, vers van de drukker, in de schoot geworpen. “Ik vond het gelijk bijzonder, en zei tegen André dat hij het ook eens moest lezen. Daarna hebben we direct contact gezocht met de uitgeverij. Ik geloof dat er toen pas tweeduizend exemplaren waren verkocht.”

Het is begin 2005 en Tommy Wieringa, dan al tien jaar een schrijver zonder al te veel succes, is blij met de aandacht uit de filmwereld. Want Van Duren en zijn producent, Marc Bary van IJswater Films, zijn niet de enige gegadigden die zich bij de Bezige Bij hebben gemeld. Van Duren: “Tommy is slim. Hij had de vijf partijen uitgenodigd die belangstelling hadden. Ik heb toen gezegd: ‘Laat ze een regie-interpretatie schrijven. Wat voor visie hebben ze op het boek?’ Dat vond Tommy een goed idee. Ik heb toen samen met Heleen een interpretatie geschreven over hoe we het wilden aanpakken, en op grond van dat stuk hebben we de pitch gewonnen. ‘IJswater en Speedboot horen bij elkaar’ zei Wieringa nog in het persbericht dat uitging.”

Ongrijpbare titelheld
Iedere lezer van Joe Speedboot zal het beamen: het is een meeslepend, fantasierijk en virtuoos geschreven boek. Een coming-of-age roman met afgeronde personages, onverwachte wendingen en volop spectaculaire belevenissen. Joe dendert per truck het boek binnen, bouwt zijn eigen vliegtuig en neemt met een verbouwde shovel deel aan Parijs-Dakar. De zwaar gehandicapte Fransje Lomans ontpopt zich tot Frans de Arm: gerespecteerd armworstelaar. Vaart, couleur locale, een vrouw die harten breekt: ‘filmisch‘ is de term die je dan snel hoort.

Maar Joe Speedboot laat zich niet eenvoudig omzetten tot scenario. Een hoofdpersoon die niet kan praten, een ongrijpbare titelheld, een tijdsspanne van veertien jaar. Suèr: “Aanvankelijk heb ik bij het schrijven heel sterk ons eigen gevoel over het boek gevolgd. De dynamiek, de vitaliteit, dat was het belangrijkste. Dat betekent dat je het niet over veertien jaar kunt uitsmeren, dat is niet dynamisch. We kozen er al heel snel voor om de periode van twee jaar te nemen waarin de personages van school komen en een eigen leven kiezen. De vijf stonden model voor vijf verschillende mogelijkheden van jeugd naar volwassenheid. PJ stond voor de keuzes die elke vrouw in haar leven moet maken: voor de veilige rijkeluiszoon (Christof), de onbereikbare avonturier (Joe), de kunstenaar met een fragiel leven (Engel) of voor Fransje, de filosoof.”

Een andere beslissing van Suèr was niet uitsluitend het perspectief van de zwijgzame, observerende Fransje te hanteren, maar het te verdelen over Frans, Joe en PJ. Een eerste treatment werd al in een vroeg stadium naar Wieringa gestuurd, die had aangegeven wel mee te willen schrijven aan de dialogen. Maar een reactie bleef uit. Wieringa was hard bezig een gevierd schrijver te worden, zijn boek een ‘runaway bestseller‘. Van Duren: “Er waren tweeduizend boeken verkocht toen wij begonnen te praten over de verfilming. Dat was met een andere Tommy dan toen er tweehonderdduizend verkocht waren.” Toen Heleen het eerste volledige script opstuurde, kwam er wel reactie: van Wieringa’s advocaat. Suèr: “Die brief was heel hard, we werden beschuldigd dat we zijn boek aan het verkrachten waren. Het zou een populistisch tienerdrama worden.”

Geschrokken deed Suèr een stap terug, en haar tweede versie bleef veel dichter bij Wieringa’s creatie. Een voice-over gaf Fransje nu wel een stem, een manier om veel van Tommy’s mooie zinnen te kunnen gebruiken. Ondertussen was Van Duren al druk aan het casten: Joe zou gespeeld worden door Benja Bruijning, PJ werd Sylvia Hoeks. Er waren buitenlandse coproducenten gevonden, zodat een gehandicapte Britse acteur Fransje zou spelen, en Lomark gesitueerd werd in Noordrijn-Westfalen. En er was budget: 3,6 miljoen euro, waaronder 2 miljoen van de Telescoop-regeling. Een rechterlijke uitspraak zette de productie echter op de handrem. Een team van drie advocaten had met succes het optiecontract van IJswater aangevochten.

Van Duren: “Zeer ingewikkeld, maar het draaide om de vraag of de optie op de filmrechten die namens Wieringa was verleend aan de producent, het recht gaf om het boek ook daadwerkelijk te verfilmen of dat daarvoor een nadere overeenkomst nodig was. We hadden vanaf dat moment niet meer de kans om inhoudelijk onze zaak te bepleiten.” Hij pakt het oorspronkelijke contract er bij, leest voor: ‘Hierbij onze formele toestemming dat uitgeverij De Bezige Bij namens Tommy Wieringa aan IJswater Films een optie verleent op de verfilmingsrechten van Joe Speedboot.’ Het staat er toch echt! Mijn vrouw is rechter, en zei: ik snap niet hoe jullie dit hebben kunnen verliezen.”

‘Nie goed, toch goed’
Van Duren besloot met Wieringa af te spreken, om zonder advocaten en onder het genot van een goede maaltijd de zaak door te praten. “Dat was heel plezierig, Tommy is een enorm charmante man. Hij zei: ‘Je hebt me overtuigd van jullie goede intenties. Het wordt geen Costa!, maar de kwaliteitsfilm die mij voor ogen staat. Laat me even nadenken.’ Toen dacht ik: ‘Het komt allemaal goed.’ Wel zei hij: ‘Ik ben Joe Speedboot-moe.’ Het was inmiddels drie jaar verder, hij had zoveel succes, moest zoveel lezingen geven. Hij had op dat moment misschien liever geen film dan wel een film.”

Suèr schreef verder, vijf scriptversies zouden er in totaal verschijnen. “Wat zuur is, is dat Tommy nooit de versie heeft gelezen waar de Nederlandse filmwereld bijzonder enthousiast over was en waar de financiering op was gebaseerd. Hij zei: ‘Dat de NPS en het Filmfonds dat goed vinden, zegt mij niks. Wat hebben die nou voor smaak’.” Ook in hoger beroep trok IJswater vervolgens in 2009 aan het kortste eind.

Een dik pak correspondentie, scriptversies en rechterlijke uitspraken is alles wat André van Duren heeft overgehouden aan Joe Speedboot. De regisseur is echter niet bitter. “De strijd is verloren. Maar sans rancune: in de tijd dat ik op het hoger beroep zat te wachten heb ik na twintig jaar De Bende van Oss weer opgepakt, ben ik voor het eerst zelf gaan schrijven. Dat ik nu schrijver/regisseur ben dank ik aan Tommy Wieringa. In Oss zeggen ze: ‘nie goed, toch goed’. Maar er zit een flink gat tussen Kees de Jongen en De Bende van Oss: daar had Joe Speedboot moeten zitten.”