Cinedix #9
Film-ABC waarin Paul Kempers lemma’s van een hedendaags cinematografisch lexicon in niet-lineaire volgorde aaneenrijgt. Van Wodkaperspectief tot Anarchocineast, van Yak-generatie tot Nazit-smoking.
Score
Muzikale vertaling van spanningsboog. De score — vakterm waarvoor geen Nederlands equivalent bestaat — wordt in Hollywoodkringen onmisbaar geacht. Aanzwellende strijkers, pompende beats, ijle synth-klanken of gewoon het klagerige geluid van de panfluit: alles is geoorloofd om de emoties van het publiek te bespelen. En het werkt. Je moet wel van staal zijn om niet een traantje weg te pinken bij Bambi, Wuthering Heights of Kramer vs. Kramer. En wie het droog houdt bij de sterfscène van Turks fruit heeft het gevoelsleven van een diepgevroren marmot, zo wil een stokoude exploitatiewijsheid. Toch zijn er filmmakers die de traanklierstimulerende score links laten liggen en kiezen voor ‘natuurlijk geluid’. In hun films hoor je rivieren stromen, regendruppels vallen en ruist de wind onophoudelijk door rijst-, koren- of aardappelvelden. Russen, Japanners, Chinezen en Koreanen staan in deze hun mannetje. Veel minder bekend is de bijdrage op geluidsgebied van de Duitse 8mm-film uit de vroege jaren tachtig. Kunstfilmers uit de DDR waren meesters in het creëren van ‘niet-spanningsboog-gebonden geluid’ — zijnde een onontwarbare brei van overstuurd opgenomen heipaalbeats, white noise, gemutileerde schlagerflarden en opnamen van de bronstroep van het Germaanse edelhert, bijeengebracht in cut up-montage. Kwade tongen beweren dat deze Oost-Duitse industriële scores ten grondslag liggen aan de techno van de jaren negentig. Filmwetenschappers worstelen nog steeds met deze ‘wilde aannames’.
Zie ook: Love Parade, Gegenkultur
Zombiefilm
Horrorproductie waarin de vreeswekkende hoofdrol is weggelegd voor de zogeheten ‘ondoden’ (zombies). Deze onderbetaalde, mensenvlees verslindende figuranten kunnen slechts tot staan worden gebracht door onverschrokken optreden. Te denken valt aan een welgemikt schot tussen de ogen, onthoofding of de zogenaamde ’totaalbehandeling’: het opblazen der gehele zombie. Onvervalste zombiefilms worden nog maar weinig gemaakt; na een bloeiperiode in de jaren zeventig en tachtig lijkt het genre onderhevig aan erosie. Debet hieraan zijn wellicht de vele high-tech effecten: wie kijkt er na George A. Romero’s over de top splatter-exercities nog vreemd op van feestelijk uitgerukte ingewanden, spontane hersentrepanatie of bloederig van rompen gescheiden hoofden? Het is een van de kwesties waarover de organisatoren van het Amsterdam Fantastic Film Festival zich jaarlijks buigen. En iedere keer weten ze een nieuwe zombieproductie tevoorschijn te toveren uit de krochten der fantastiek. Zo geeft David Gebroe met Zombie Honeymoon (2004) toch nog een onverwachte draai aan een gietijzeren genre: wat te doen als je als pasgetrouwde vrouw je man in een zombie ziet veranderen? Terecht karakteriseerde filmmaker John Landis Gebroe’s bizarre liefdesverhaal als ‘the first truly romantic flesh eating corpse movie‘.
Zie ook: stalen maag, huwelijksvoorwaarden
Bezoekcijfers
Instrument om succes of falen van een film te meten. Dat de bezoekcijfers uitsluitsel zouden geven over zoiets ongrijpbaars als ‘artistieke waarde’ wordt door onafhankelijke filmmakers meestal betwist. “Een film is zo geslaagd als de maker hem a-priori bedoeld heeft”, luidt het cryptisch adagium van menig independent regisseur. Wat hem niet verhindert wekelijks gespannen te informeren naar de opbrengst van zijn geesteskind. Is er sprake van steile groeicurven in het bezoekersaantal, dan zal de onafhankelijke cineast koeltjes zijn verbazing uitspreken om vervolgens terug te keren naar de orde van de dag: het onderbetaald voltooien van de volgende lowbudgetfilm. Inwendig echter juicht hij en kerft hij ‘verpletterende kaskraker’ in het eikenhout van zijn cinefiele stamtafel.
Zie ook: Filmfonds, telraam, innerlijke noodzaak