Cinedix #1

Im Lauf der Zeit
Geïnspireerd door The Future Dictionary of America van Dave Eggers, Jonathan Safran Foer en Nicole Krauss vroeg de Filmkrant-redactie in januari 2005 aan filmliefhebbers Paul Kempers en Erik Noomen om voor de tweede Filmdagkrant in Rotterdam een dagelijks modern filmlexicon te schrijven onder de noemer Cinedix. Vanaf deze maand vind dat ook zijn weg naar de maandelijkse Filmkrant, waarin filmliefhebber Paul Kempers de lemma’s van een hedendaags cinematografisch lexicon in niet-lineaire volgorde aaneenrijgt. Van ‘Skippybalshot’ toto ‘Decorvervaging’.
Ray-Ban
(Recent weer populaire) vliegeniersbril, gedragen door soapies tijdens de wrap en door regisseurs met een op wijlen Prins Bernhard geënte levensstijl. De zonwerende bril verleent de drager niet alleen het imago van een zorgeloos door de filmwereld banjerende avonturier, maar is ook bij uitstek geschikt ter maskering van de langzaam maar hardnekkig omhoog kruipende wallen die optreden na twee weken draaien. Anders gezegd: wat de komkommerschijf is voor actrices, is de Ray-Ban voor regisseurs. Het camouflageaspect van de bril kan niet genoeg op waarde worden geschat; een regisseur die er uitziet of hij altijd klaar is om op ecologisch verantwoorde olifantenjacht te gaan straalt vertrouwen uit naar cast en crew en onderhoudt soepeltjes het seksappeal dat noodzakelijkerwijs bij zijn functie hoort. Tot de meer bekende Ray-Ban-dragers behoren regisseurs als R.W. Fassbinder, Kees Brusse, Pim de la Parra, Clint Eastwood, Lodewijk Crijns en Roman Polanski. Bekende raybanners onder de acteurs zijn Jack Nicholson, Johnny Depp, Rutger Hauer, Robert Mitchum en Al Pacino. De bril werd in de jaren zeventig ook wel gesignaleerd onder bezoekers van zogenaamde sekstheaters, mottige bioscoopjes vol oude kranten en dito mannen.
Zie ook: cinematografische camouflagetechnieken, machtsspel.
Projectiecabine
Wat de zweethut is voor de sjamaan, is de projectiecabine voor de operateur. Hier ruist het celluloid, bromt de aandrijfmotor en straalt het licht. De projectiecabine is het eigenlijke hart van de filmvoorstelling, hoewel menig theaterdirecteur daar anders over denkt. Het is de plek waar magie tastbaar wordt gemaakt, film zich juichend om spoelen slingert en breuken worden hersteld. Overigens is de staat waarin de operateur – een ander woord voor daglichtschuwe, sjekkierokende werkstudent – zich meestal bevindt er één van gecontroleerde paniek, zeker in door meedogenloze Van der Laan-bezuinigingen getroffen filmhuizen. Ieder foutje, iedere storing wordt immers door het publiek, dat veelkoppige zaalmonster, ogenblikkelijk afgestraft met afkeurend gesis, gefluit, geloei en uiteindelijk lijfstraffen. Zoals de sjamaan bezwerend water sprenkelt over gloeiend hete stenen, buigt de operateur zich – oliespuit en poetsdoek in de aanslag – over nippeltjes, moertjes, aandrijfriemen, hardnekkig behaarde lenzen en filmblikken zonder akteaanduiding. Dit nobele ambacht zal zeer binnenkort zijn uitgestorven door de definitieve omarming van computergestuurde, digitale projectie waaraan geen mens meer te pas komt. Voordeel is wel dat de operateur dan eindelijk zijn studie vrijetijds- en filmwetenschappen kan voltooien.
Zie ook: museale waarde, crowd control.