Boeken: Wie zijn ogen niet gebruikt, is een verloren mens
Alles voor een goed verhaal
Laten we hopen dat er een tweede druk komt van het George Sluizer-interviewboek, zodat er net als bij This Is Orson Welles een uitgebreid notenapparaat kan worden toegevoegd. Het boek roept erom.
Precies twintig jaar geleden verscheen het boek This Is Orson Welles, een bundeling interviews van filmmaker Peter Bogdanovich met de door hem bewonderde Orson Welles. Het is een boek dat in opzet doet denken aan het onlangs verschenen Wie zijn ogen niet gebruikt, is een verloren mens (een niet alleen door zijn lengte ongelukkige titel), een verslag van de gesprekken die scenarist Hans Heesen voerde met George Sluizer (1932) over zijn leven en loopbaan.
Net als in This Is Orson Welles passeren hier in chronologische volgorde opgeschreven, smaakvolle anekdotes de revue, aangevuld met beschouwingen over de films. Er zijn wat pogingen tot analyse van Sluizers gevarieerde oeuvre, maar die blijven veelal aan de oppervlakte. Slechts eenmaal komt het boek echt tot leven: als Heesen zijn enthousiasme voor João en het mes (1972) niet onder stoelen of banken steekt, werkt dit aanstekelijk.
Maar er is een cruciaal verschil tussen de boeken, en dan heb ik het niet over het verschil in statuur tussen Welles en Sluizer. Journalist en filmcriticus Jonathan Rosenbaum voorzag This Is Orson Welles van soms copieuze voetnoten waarin hij Welles’ vaak sappige relaas over zijn films en kleurrijke leven naast de kale feiten zette. Tussen de twee zat regelmatig een flinke discrepantie: Welles nam het niet zo nauw met de feiten – alles voor een goed verhaal. De academische annotatie van Rosenbaum, waar jarenlang research aan voorafging, bracht het boek op een hoger plan.
Mythomaan
In het boek van Heesen ontbreekt ieder spoor van het tegenwoordig zo populaire ‘factchecken’, terwijl je al lezende het gevoel bekruipt dat ook Sluizer niet vies is van mythomane neigingen. In zijn inleiding beweert Heesen bijvoorbeeld dat Sluizers debuutfilm De lage landen (1961) in twintigduizend kopieën de wereld over ging. Hier had ik graag een voetnoot gezien. Twintigduizend kopieën? Waar heeft Heesen dat vandaan?
Het moet toch niet zo moeilijk zijn om desnoods een stagiair wat archieven in te sturen en sluitend bewijs op te diepen dat Sluizer inderdaad bij het Nederlandse skiteam en de militaire inlichtingendienst zat, zoals hij beweert. En was Mick Jagger op de set van Werner Herzogs Fitzcarraldo, waar Sluizer production manager was, en kan hij Sluizer dus ‘gechauffeerd’ hebben zoals Sluizer bij de presentatie van het boek op het Nederlands Film Festival met veel aplomb riep? In het boek staat het trouwens andersom: Sluizer is hier de chauffeur van Mick Jagger. En schreef de LA Times inderdaad in een recensie van Spoorloos dat hij “de nieuwe Hitchcock” was?
Allemaal dingen die vrij eenvoudig te checken zijn. Heesen deed dat niet, met als verklaring dat de productie van het boek anders te lang zou duren en de tachtigjarige Sluizer, die door een slagaderlijke bloeding in ‘geleende tijd’ leeft, dan inmiddels dood zou zijn. Prima, maar misschien toch goed om bij een tweede editie wél een annotatie op te nemen. Check dan ook even de fotobijschriften. Want welke ‘Paul Verhoeven’ is dat nou die opduikt als geluidsman op een bijschrift bij een in 1967 gemaakte foto? Zo te zien niet dé Paul Verhoeven, maar wie dan wel?
Wie zijn ogen niet gebruikt, is een verloren mens. In gesprek met George Sluizer, Hans Heesen | 2012, Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam | 220 pagina’s | €19,95
Ingezonden reactie van Peter Bosma
Beste redactie,
De rubriek boekbesprekingen in De Filmkrant kenmerkt zich vanouds door een welwillende, positieve signalering van nieuwe publicaties en indien nodig een goed onderbouwd en genuanceerd kritisch oordeel. De bespreking van Wie zijn ogen niet gebruikt is een verloren mens wijkt helaas af van deze mooie traditie. De titel van het boek is inderdaad enigszins onhandig lang, maar de recensent kan zich aangesproken voelen.
Wat is er aan de hand? Regisseur George Sluizer blikt terug op zijn leven en zijn werk, dit gebeurt in een reeks gesprekken met Hans Heesen. Resultaat: een meeslepend boek, dat ik iedereen kan aanraden te lezen. De setting is helder afgebakend: het is een gesprek, niets meer of minder. Dit perspectief is duidelijk omschreven en het levert een respectabel subjectief gekleurd verhaal op, dat leest als een trein.
De recensent verwacht een ander boek (met meer filmanalyses) en hij plaatst de beide heren in de beklaagdenbank, hij beschuldigt ze van mythomanie omdat hij waterdichte feiten eist. Deze combinatie van uitspraken maakt het makkelijk om de kritiek te diskwalificeren als weliswaar streng maar helaas niet rechtvaardig. Het is evident dat ook in de weerslag van een goed gesprek de feiten moeten kloppen, maar kleine mankementen op dit vlak kunnen niet resulteren in een beschuldiging van leugens met voorbedachte rade.
Het is ook jammer te constateren dat de boekbespreking de positieve kanten aan deze publicatie totaal negeert. Het interview-boek geeft een levendig beeld van leven en werk van één van de meest kosmopoliete en eigengereide filmmakers die we in de Lage Landen kennen. In het interview geeft George Sluizer tevens een kenschets van zijn filosofie van het filmmaken, zijn opvattingen hierover spreekt hij krachtig en trefzeker neer. Sluizer laat zich kennen als een eigenzinnig man, die met humor en zelfkennis spreekt over zijn triomfen en frustraties. Hans Heesen bewijst zich als een gesprekspartner op niveau en heeft op kundige wijze de grillige woordenvloed in goede banen geleid. Het boek is op voorbeeldige wijze gepresenteerd op het Nederlands Filmfestival en in EYE, met een retrospectief en talkshows en veel media-aandacht. Deze inspanningen leveren waardevolle inspiratie tot een aanvulling die zo spoedig mogelijk vorm zou moeten krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een artikelenbundel, een biografie, een website.
Met vriendelijke groet,
Peter Bosma (filmliefhebber)