Actie! Op de set van Drie dagen vis

V.l.n.r. regisseur Peter Hoogendoorn, 1st AD Stephanie Hamann, DoP Gregg Telussa, camera-assistent Adriaan van de Polder, boom operator Leleane Lindenaar (naast een paspop) en hoofdrolspeler Ton Kas. Foto: Bob Bronshoff

Purmerplein 21, 1023 BC Amsterdam, 26 juni 2023, 14.33 uur

“Het is daar allemaal een beetje krapjes”, zegt producent Stienette Bosklopper, die op het Purmerplein staat te praten met Marina Blok (hoofd drama NTR) en scriptcoach Mart Dominicus. “Maar jullie moeten maar gewoon naar binnen.”

Ze wijst naar Ritsies, een ‘hobby & handwerkartikelenwinkel’ op de hoek van Purmerplein en Purmerhof in Amsterdam-­Noord. De Rotterdamse regisseur Peter Hoogendoorn is er bezig met de opnamen van Drie dagen vis.

Hoogendoorn studeerde in 2009 af aan de Nederlandse Film en Televisie Academie met de kortfilm Wes en debuteerde in 2014 met Tussen 10 en 12, een autobiografisch drama dat werd geselecteerd voor de sectie Venice Days van het filmfestival van Venetië en op het Nederlands Film Festival de prijs van de Nederlandse filmkritiek won. Sindsdien is Hoogendoorn bezig geweest met meerdere scripts – hij heeft er nog één dat klaar is om verfilmd te worden.

In de tragikomedie Drie dagen vis draait het om de Rotterdamse Gerrie Molendijk (68), een voormalige buschauffeur die al jaren met zijn tweede vrouw in de Algarve woont, maar officieel nog steeds in Nederland staat ingeschreven. Omdat hij copd-patiënt is, moet hij eens per jaar terug naar Rotterdam voor controles en andere routinebezoekjes. Daar ontmoet hij zijn zoon Dick (Guido Pollemans), die met zichzelf en de rest van de wereld overhoop ligt. Tijdens hun driedaagse weerzien bezoeken vader en zoon onder meer een ziekenhuispoli, de tandarts en de verjaardag van oom Piet. En een wolwinkel.

De Rotterdamse Gerrie wordt gespeeld door ras-Amsterdammer Ton Kas. De wolwinkel is in de film ‘gewoon’ in Rotterdam. “Gerrie is door de liefde in Rotterdam beland. En na de dood van zijn vrouw heeft hij de Kaapverdiaanse Toya ontmoet, met wie hij naar Portugal is verhuisd”, legt Hoogendoorn uit, terwijl met lampen en vlinders wordt gesjouwd in de krappe gangpaden van de overvolle fourniturenwinkel (de twee eigenaars zitten zelf achter de naaimachine in een heel klein kamertje). “Ton heeft precies het juiste karakter voor de rol. Dat vind ik belangrijker dan het feit of hij wel of geen Rotterdammer is, want hij moet de film dragen. Het is een beetje een constructie, maar het klopt wel.” Met een lach: “Hazes had ook een Rotterdamse vriendin. En ik ben zelf na de Filmacademie ook in Amsterdam blijven plakken.”

Dan neemt Hoogendoorn helemaal achterin de winkel plaats om de volgende scène op te nemen. Daarin belt Gerrie/Kas met zijn Kaapverdiaanse vrouw in Portugal, omdat hij geen bolletje wol in de door haar gewenste kleur kan vinden. Zijn bezorgdheid over het feit dat hij zoon Dick niet kan bereiken, maakt dat zij het moet ontgelden.

“Rosa, dat nummer dat jij zoekt, die 203, die hebben ze niet meer. Ze kan het wel bestellen, maar dat heeft niet zoveel zin”, zegt Kas in plat Amsterdams terwijl hij voor een schap staat met bolletjes wol in alle kleuren van de regenboog.

“Turquoise, maar dan iets lichter dan ik zou denken? Rosa, ik weet niet wat ik hiermee aan moet!”, gaat hij door. De verkoper (Conny Wilhelmus) loopt voorzichtig naar hem toe, Kas praat onverstoorbaar door: “Dan komt er tachtigduizend euro aan verzendkosten bij. Dat slaat nergens op. Ik sta hier nu en ik neem een kleur mee die erop lijkt!”

“Het was alsof je het telefoongesprek wilde onderbreken, maar je loopt naar hem toe en dan zie je pas dat hij in gesprek is. En vervolgens mag je hem nog iets langer observeren”, zegt Hoogendoorn na de doorloop tegen Conny. “Enne… Ton, kan jij toch ietsje eerder de andere kant op lopen? Dus weg van de wolwand.”

“Of andersom”, riposteert Kas. “Dus als zij wegloopt, dan loop ik naar het schap. Want ik vind het wel logisch dat ik daar sta als ik zeg ‘die 203, die is er niet meer’. Is dat iets?” Kas zegt zijn tekst: “Turquoise, maar dan iets lichter dan ik zou denken? Daar kan ik toch helemaal niks mee.” En dan tegen Conny: “En dan loop jij weg.” Zij is het met hem eens: “Ja, dat vind ik wel een moment om weg te gaan, als Ton zegt dat hij er niks mee kan. Dan denk ik: daar bemoei ik me niet mee.”

“Is iedereen klaar?”, vraagt de opnameleider even later. “Standby voor een opname. En… actie!”