Redactioneel – september 2021

Titane

Genderneutrale Kalveren? Prima. Hoe minder hokjes, hoe beter. Over een paar jaar weet niemand meer waarom dit ooit een punt was. Plus: het is natuurlijk ook een handige diplomatieke oplossing want zo omzeil je de hele discussie over fluïde identiteiten.

Er is een ander en belangrijker punt in de discussie over inclusie en representatie. Ik spreek voor mezelf trouwens, niet namens de redactie. Toch denk ik dat ik kan zeggen dat dit blad sinds de oprichting veertig jaar geleden op het standpunt staat dat allerhande adviseurs en commissies zich zo min mogelijk moeten bemoeien met wat een filmmaker wil. Niet alleen leert de ervaring dat hoe meer mensen hun licht laten schijnen over een filmplan, hoe minder visie er overblijft. Het principe dat we als critici aanhangen, is dat de visie van de maker heilig is. Als er iets aan die visie mankeert, dan blijkt dat wel in de film. Maar het is die visie die we willen zien, hoe gemankeerd ook, en geen verwaterd compromis. Dat betekent niet dat een producent die een innige en vertrouwde creatieve relatie met een maker heeft geen advies kan geven. Films maak je immers met een team. Het betekent dat er geen structurele bemoeienis van buitenstaanders moet zijn. Dus geen goedbedoelde adviezen (of zelfs testscreenings) die allemaal een voorschot nemen op het eventuele falen of slagen van de film, omdat men denkt te weten wat wel en niet werkt. Je hebt vertrouwen in een maker of je hebt geen vertrouwen in een maker.

De realiteit is natuurlijk anders. Er is een hele adviesindustrie opgetuigd waarin goedbedoelende vakgenoten en dramaturgen zich uitspreken over de ideeën van makers. Sterker nog: zij beslissen over wat er wel en niet gemaakt wordt. Toch is het belangrijk om het principe van geen bemoeienis te herhalen, omdat in de eveneens goedbedoelde ontwikkeling om de Nederlandse film representatiever te laten zijn, dit principe nog verder wordt losgelaten.

De manier om de Nederlandse film representatiever te laten zijn is niet om elk individueel filmplan langs een ethische meetlat te leggen en hokjes af te vinken. De manier om de Nederlandse film representatiever te laten zijn, is om makers met allerlei verschillende achtergronden films te laten maken. Zorg dat zoveel mogelijk visies en ideeën in de bioscopen en filmtheaters te zien zijn. De rijkdom zit in die veelheid, niet in benauwdheid.

Een film als Titane is het soort film waar dit blad voor staat. Een eigengereide, persoonlijke visie van een filmmaker. Je kunt van die film houden of je kunt hem afwijzen. Maar de film staat. Zou Ducournau’s visie ooit het daglicht hebben gezien als het filmplan langs een ethische meetlat was gelegd?

Films komen natuurlijk in allerlei soorten en maten en niet elke film verkondigt een grensverleggende persoonlijke en artistieke visie. Toch moet het principe zijn dat de ideeën van de maker(s) leidend zijn. Zet gewoon zoveel mogelijk makers aan het werk. Vertrouw ze. En vertrouw de kijker.