YO SOY ASI
Oude travestieten in weelderige flamencojurken
Met Yo soy asi sluit Sonia Herman Dolz haar ‘latinofiele’ trilogie af over mensen die van hun kunst een levensstijl hebben gemaakt. Deze keer schildert ze de teloorgang van een Barcelonese nachtclub waar oude travestieten het publiek vermaken met smartlappen over verloren liefdes.
"Alleen door de kunst kunnen we ons verheffen boven de treurniswekkende beslommeringen van het alledaagse leven", aldus luidt het motto van Yo soy asi, de nieuwste documentaire van Sonia Herman Dolz. Het citaat van Oscar Wilde wordt aan het begin van de film gedeclameerd door een wat krakend, hoog Brits stemgeluid waar je bijna een bewaarde radio-opname van de beroemde schrijver in hoort. Totdat je je realiseert dat dat historisch gezien onmogelijk is en je dus met een imitator van doen hebt.
Deze nep-Wilde wordt als mascotte opgevoerd van een reeks figuren die geen van allen zijn wat ze lijken. Mario Valle, Gilda Love en Carmen de Maurena zijn de artiestennamen van zangeressen die als man geboren zijn, maar die er behagen in scheppen om als vrouw te schitteren op het podium. Ellenlange nep-wimpers, rode aanplaknagels, weelderige pruiken en rijk versierde beha’s helpen hen bij hun maskerades. De zogeheten ’transformista’s’ treden op in La Bodega Bohemia, het laatste ‘cafe cantante’ van de stad, gelegen in Barcelona’s Chinatown. De oude nep-vrouwen zullen echter spoedig op zoek moeten naar een ander podium want de Bodega gaat sluiten nu de eigenaar overleden is.
Met Yo soy asi sluit Sonia Herman Dolz aan bij haar eerdere, veelvuldig bekroonde, ‘latinofiele’ documentaires Romance de Valentia (over de kunst van het stierenvechten) en Lágrimas negras (over de Europees tournee van een Cubaanse muziekgroep van oude mannen). Bij de presentatie van de film in Rotterdam noemde de regisseur de drie films tezamen een ’trilogie over kunst als levensstijl’.
Tragisch levensgevoel
Net als in Romance de Valentia besteedt Herman Dolz ook in Yo soy asi veel aandacht aan de transformatie, de schepping van het podium-personage. In de openingsscène staat de camera bovenop de perkamenten huid van de oude Mario Valle terwijl hij zijn lippen verft, zijn wimpers aanplakt, zijn nagels lakt en met een flinke laag poeder zijn wijde porieën bedekt. Het is een scène die diverse malen terugkeert in de film omdat ook de andere artiesten dicht op hun warm uitgelichtte, oude lichaam gefilmd worden wanneer zij zich opmaken voor de bühne.
Het vanzelfsprekende tragische levensgevoel in Herman Dolz’ nieuwste film verduidelijkt in retrospectief iets van het onbehagen dat me eigenlijk ook bekroop bij het zien van de twee vorige documentaires, die in stijl en inhoud sterk verwant zijn aan Yo soy asi. Opnieuw is de belichting stijlvol, de Piazolla-achtige soundtrack gevoelig, de smartlappen ("twee gardenia’s voor jou, daarmee wil ik zeggen hoeveel ik van je hou") aanstekelijk, en de benadering van de oude nachtclub-clan (waaronder, naast de travestieten, onder meer een zingende loodgieter en een Sevillanas dansende, stugge sigarettenverkoopster) vol respect en liefde. Misschien iets teveel respect en liefde. Eerder dan dat zij de fricties in de levens van haar personages naar de oppervlakte haalt en scherper stelt, verstikt zij ze in een saus van nostalgie en melancholie waarin ook de toeschouwer lekker kan zwelgen. Zo blijven Mario Valle, Gilda Love en Carmen de Maurena even exotisch als de Spaanse flamencojurken waar ze zich voor een optreden in hijsen.
Jann Ruyters