We Were Dangerous

Een leven in ’t wit? De fik erin!

We Were Dangerous

“Deze loopse meisjes moeten niet gezien worden als de echtgenotes en moeders van morgen”, stelt een van de hoge heren in deze coming-of-age-film. Dát bepalen de jongedames op deze tuchtschool zelf wel.

Op een Nieuw-Zeelandse tuchtschool worden ‘oncorrigeerbare’ en ‘delinquente’ meisjes anno 1954 klaargestoomd voor een leven in ’t wit: in een trouwjurk, een verpleegtenue of schoonmaakschort. In dit heropvoedingsinstituut met koloniaal en christelijk gedachtegoed worden de jonge vrouwen weggehouden van alles wat de hormonen prikkelt. Een van de steevast anonieme mannen die over deze meisjeslevens beslissen, stelt dat hij deze “loopse meisjes het liefst opsluit tot aan hun menopauze”.

Een afgelegen eiland waar ooit lepralijders heen gestuurd werden om te sterven, lijkt ideaal om deze meisjes, veelal Maori, weg te stoppen. De posters en spreuken als ‘van barbarij naar domesticatie’ waarmee ze in klaslokalen en de kantine worden geconfronteerd, zijn ronduit akelig.

Vriendinnen Nellie, Daisy en Lou weigeren ondanks alles om in de pas te lopen van de conservatieve schoolleiding die hen stelselmatig onderschat. Als een zoveelste anonieme man langskomt met de boodschap dat “achterlijke vrouwen er dol op zijn om zich voort te planten” en hij het plan opvat om hen onder dwang te laten steriliseren, heeft de pientere Nellie al snel in de smiezen wat er te gebeuren staat. Het trio trekt razendsnel een eigen plan.

Deze meiden zijn wellicht wat moderner dan hun leeftijdsgenoten uit de échte jaren vijftig. Toch is dit coming-of-age-verhaal over de kracht van vriendschap, rebellie en vindingrijkheid aangenaam fris. Het interessantste onderdeel is de voice-over, waarin het hoofd van de school vanuit haar perspectief kijkt naar de instelling, naar haar eigen leven en naar dat van de meisjes voor wie ze zorg moet dragen. In haar eigen gedachten is ze een halve heilige. Het personage schetst schaamteloos en in enkele rake zinnen de maatschappelijke stand van zaken in het Nieuw-Zeeland van die tijd. En die is met de ogen van nu bezien bepaald niet fraai. Ellendig zelfs. Als ze vertelt over de vroegere levens van de meisjes, doet ze dat vanuit het perspectief van een westerse, christelijke zendeling. Al heeft ze zelf, zo blijkt, ook Maori-bloed.

Haar verhaal strookt vervolgens totaal niet met wat we in vogelvlucht in beeld zien. Wanneer zij bijvoorbeeld vertelt hoe de meisjes werden opgepakt, met als aanklacht vijftien diefstallen, zien we een arrestatiescène waarin slechts wat oude snoepjes en rommeltjes uit een meisjestas rollen. Filmmaker Josephine Stewart-Te Whiu maakt het de kijker niet lastig om mee te leven met deze stoere meiden, die niet bang zijn om het vuurtje flink op te stoken.