Upon Entry
Retorisch machtsspel
Wanneer een stel vanuit Spanje landt op een New Yorks vliegveld ontaardt een douanecontrole in een slopende nachtmerrie.
Zelfs als je een brandschoon geweten hebt, is de douanecontrole bij aankomst in de Verenigde Staten een zenuwslopende aangelegenheid. Een strakke procedure van vingerafdrukken, foto’s en vooral die zwijgende beambten, die je nauwelijks aankijken en al helemaal nooit glimlachen, god weet wat tikkend op hun toetsenbord.
Wanneer Diego (Alberto Ammann) en Elena (Bruna Cusí) vanuit Spanje in New York landen, op weg naar eindbestemming Miami, is die douanemolen het begin van een nachtmerrie. Eentje die de Venezolaanse Diego al lijkt te voorvoelen. Terwijl zij gelaten het proces ondergaat, kijkt hij nerveus om zich heen, wipt van het ene been op het andere.
En dan is daar niet het verlossende “welkom in de Verenigde Staten”, maar een omineus “volg mij”. Door troosteloze gangen worden ze naar troosteloze wachtruimtes geleid. Zonder een woord van uitleg doorzoekt men hun bagage, zet hen in een kamertje en daar begint een eindeloze ondervraging.
Alejandro Rojas en Juan Sebastián Vásquez, samen verantwoordelijk voor script en regie, bouwen hun debuutfilm op eenvoud en rechtlijnigheid. En precies dat is de kracht ervan. Het grootste deel van de film, die op het filmfestival van Tallinn de Fipresci-prijs won, speelt zich af in onooglijke ruimtes en in real time. Er is nergens een vleugje esthetiek of een soundtrack die de kijker afleiding biedt van die witte tafel en de almaar benauwdere gezichten van Diego en Elena.
Alles wordt bevraagd. Hun papierwerk, hun relatie, hun verleden, zijn accent. Wat de twee van elkaar weten, of dachten te weten, begint steeds nadrukkelijker te wankelen. Vooral haar vertrouwen in hem, in zijn motivaties en de oprechtheid van zijn liefde, wordt op de proef gesteld.
In de krappe vijf kwartier die de film duurt, komen de politieke en ethische vraagstukken waaraan hun benarde toestand raakt bijna als vanzelf naar boven, maar vervliegen soms net zo snel weer. Upon Entry draait bovenal om het retorische machtsspel dat ontstaat. Om het langzaam afbrokkelen van zekerheden, die misschien wel nooit zo zeker waren. Zweet dat op een voorhoofd verschijnt, twijfel die in iemands stem kruipt.
Op de gang zijn werkzaamheden bezig waarvan het geklop en geboor de verhoorkamer binnendringt. Iets later valt zelfs het licht uit en moeten ze op zoek naar een andere ruimte. Het zijn dergelijke triviale details die de nachtmerrie waarin het stel is beland alleen maar scherper doen uitkomen.