TOUCHING THE VOID
Alpinist bungelt aan een kloof
De reconstructie van een beroemde, door onheil geplaagde alpinistenexpeditie in de Andes is spannend en wekt vooral verbazing.
De combinatie van alpinisme en cinema pakt over het algemeen niet echt gelukkig uit. In vrijwel alle bergbeklimmersfilms bestaat de actie uit weinig meer dan het klimmen naar de top, gevolgd door het afdalen naar het beginpunt. Ergens onderweg worden de onverschrokken alpinisten getroffen door rampspoed als lawines, stormen en loslopende Sint Bernhards. Alleen diepgewortelde kameraadschap en/of bovenmenselijke doorzettingsvermogen kunnen dan nog voor een gelukkige afloop zorgen. De personages in films als K2, Vertical limit en Into thin air maken veel mee, maar ze maken niets door. Ook in emotioneel opzicht zijn ze omhoog geweest en omlaag, maar als ze eenmaal heelhuids terug zijn op hun vertrekpunt zijn ze geen meter vooruit gekomen.
Daarin ligt het grote verschil met Touching the void, waarin de Britse documentairemaker Kevin Macdonald (One day in September, Donald Cammell) de tot legende uitgegroeide avonturen van zijn landgenoten Simon Yates en Joe Simpson reconstrueert. In 1985 vertrok het duo naar Peru om als eerste klimmers de notoir moeilijke westwand van de Siula Grande te bedwingen. De klim naar de op 6356 meter gelegen bergtop lukte, maar de afdeling werd een doffe ellende. Simpson verbrijzelde een been. Toen Yates hem vanwege de barre omstandigheden niet langer van de met ijs en sneeuw bedekte berg af kon sjouwen, nam hij de moeilijke beslissing om het touw door te snijden, dat hem verbond met zijn boven een kloof bungelende partner.
Flirt
Andere bergbeklimmersfilms roepen nogal eens wrevel op, omdat de personages uiteindelijk toch zelf hun leven in de waagschaal hebben gelegd door aan een berg te gaan hangen. Ook bij Touching the void kun je dat bezwaar aanvoeren, vooral als je de klimmers achttien jaar na dato hoort betogen dat ze nog steeds een kick krijgen van bergbeklimmen, omdat het gevaar hen het gevoel geeft dat ze werkelijk leven. Maar Simpson en Yates vertellen niet alleen maar stoere Jackass-verhalen. Ze leggen ook uit hoe ze hun flirt met de dood ervaren hebben. Vooral Simpson is — ondanks zijn neiging tot understatement — erg goed in het inzichtelijk en voelbaar maken van zijn wisselende gevoelens van woede, wanhoop en uitputting, nadat hij zwaar gewond in een diepe ijsspelonk belandde. Voor de atheïsten onder ons is het een opsteker dat de in zijn jeugd van het katholieke geloof afgekeerde Simpson zich in zijn ergste uur van nood niet alsnog aan de genade Gods overleverde. Hij zag niets anders in het verschiet dan een overweldigende leegte.
De pratende hoofden van Yates en Simpson verklappen dat beide klimmers het avontuur overleefd hebben, maar het doet absoluut geen afbreuk aan de spanning. De in de Alpen door jonge acteurs nagespeelde rampenhistorie wekt vooral verbazing. Af en toe lijkt het dermate ongelooflijk dat iemand deze beproevingen overleefd heeft, dat je bijna afvraagt of niet juist die interviews met de klimmers zijn nagespeeld door acteurs. Maar nee, Simpson en Yates zijn echt, en hun verhaal ook. De authenticiteit van de nagespeelde scènes wordt helaas wel wat ondermijnd door afwisselend dreigende en heroïsche kitschmuziek. Kennelijk vertrouwde Macdonald niet voldoende op de fysieke ervaring die de spectaculaire bergklimscènes van zichzelf al oproepen.
Fritz De Jong