The Quiet Migration

Verlangen naar iets dat er was maar dat je nog niet kent

The Quiet Migration

Er valt geen overbodig woord in dit ingetogen verhaal over een adolescent op de rand van volwassenwording. De identiteitscrisis die daarmee gepaard gaat, wordt gecompliceerd door zijn Zuid-Koreaanse afkomst en de verwachtingen van zijn Deense ouders.

Het duurt even voordat het eerste woord valt in The Quiet Migration, een precies gefilmde, zorgvuldig opgebouwde en zich subtiel ontwikkelende film over een geadopteerde jongen op het Deense platteland. Er is dan al een duidelijke context getekend in mooi gekadreerde, statische beelden, waar je als kijker rustig in kunt rondkijken. De context is de boerderij waar de negentienjarige Carl en zijn adoptieouders wonen en werken – een dagelijkse routine van melken, voeren, vegen, eten aan de keukentafel, televisiekijken in de huiskamer.

Er wordt geen woord vuilgemaakt aan het feit dat Carl er heel anders uitziet dan zijn lieve ouders. De momenten waarop hij daarmee wordt geconfronteerd vinden buitenshuis plaats, in het plaatselijke café en bij de familie van zijn ouders, waar altijd wel iemand genegen is zich racistisch uit te laten.

Carl sluit vriendschap met de boerenknecht Andrzej, een Oost-Europese immigrant die net als Carl, maar op een andere manier, tussen twee culturen zit. Hoewel Carl zich thuis voelt bij zijn familie en een overzichtelijk leven leidt, wordt hij steeds meer geplaagd door gevoelens van ontheemding en eenzaamheid. Het vooruitzicht dat hij op een dag de boerderij van zijn vader zal overnemen, noopt hem tot nadenken over de toekomst én over zijn verleden en afkomst.

Die afkomst krijgt in de film een steeds grotere plek, in de vorm van magisch-realistische elementen: aardschokken die zijn huis (en zijn fundamenten) doen beven; een door hem gevonden brok meteoriet dat hij onder zijn bed verstopt maar dat zich steeds luider manifesteert; visioenen van vrouwen van Aziatische afkomst. Hoe hard hij ook zijn best doet, die kant van hem laat zich niet langer negeren. Maar zijn zoektocht naar zijn wortels heeft een keerzijde: het betekent dat hij zich los moet maken van zijn adoptieouders, mensen die hem op alle mogelijke manieren steunen in wat hij doet, maar ook worstelen met zijn keuzes.

Het ritme van de film, de zorgvuldig gebruikte muziek, de lange, statische shots en rustgevende composities en de prachtige subtiele acteerprestaties van hoofdrolspelers Cornelius Won Riedel-Clausen (Carl), Bodil Jørgensen (moeder Karen) en Bjarne Henriksen (vader Hans) – alles draagt bij aan een gevoel van nostalgie, een gevoel van verlangen naar iets dat er was maar dat je nog niet kent. De manier waarop regisseur Malene Choi, zelf geboren in Zuid-Korea, het verhaal en haar personages tot leven brengt, maakt dat je langzaam maar onontkoombaar in dat gevoel wordt getrokken. Zelfs wanneer je zelf niet weet hoe het is om tussen twee culturen te leven en je nergens helemaal thuis te voelen.