The Motorcycle Diaries

Ché als heilig boontje

The Motorcycle Diaries

Walter Salles’ roadmovie The Motorcycle Diaries, over de nog jonge Ché Guevara, riekt naar heldenverering en verkapte propaganda.

Laten we deze recensie van Walter Salles’ The Motorcycle Diaries, over de reis door Latijns-Amerika die een jonge Ché Guevara in 1952 maakte met zijn vriend Alberto Granado, beginnen met enkele vermoedens.

De meeste Nederlanders kennen Guevara slechts als de streng kijkende baardkop met baret op hippe T-shirts. Sommigen kennen ook de foto van Guevara’s lijk; anderen zagen hem laatst nog voetballen met Elvis Presley.

Een enkeling weet dat Ché eigenlijk Ernesto heette en Argentijns was; dat hij door te vechten tegen Batista in Cuba terecht kwam, en vanaf 1959 aan de zijde van Fidel Castro uitgroeide tot een van de grootste revolutionaire communisten ter wereld. Zijn missie, een verenigd Latijns-Amerika, kon hij niet volbrengen: in 1967 werd hij in Bolivia na een gevecht met regeringstroepen zonder proces geëxecuteerd.

Wie een Guevara-leek is zal dat na The Motorcycle Diaries nog steeds zijn. Wie alles over hem denkt te weten leert niets nieuws, en wie gelooft dat Guevara nog altijd leeft krijgt geen ongelijk. De film beperkt zich tot de periode vlak voor Guevara’s loopbaan als revolutionair en politiek ‘monster’ en leunt daarbij op diverse biografieën, het tijdens de reis geschreven verslag van Granado, Guevara’s memoires, en gesprekken met Granado en Guevara’s nabestaanden. Geen geschiedenisles dus, maar een mengsel van door de herinnering gekleurde feiten en door feiten ingegeven herinneringen – een nieuw stukje mythevorming.

Melaatsen
Zoals Salles (Central do Brasil) het laat zien, met veel mooie anekdotes en een bewonderend oog voor het afwisselend dorre en oogverblindend kleurrijke Latijns-Amerikaanse landschap, zo zou het kunnen zijn gegaan, en zo is het misschien ook gegaan. Toch riekt de film naar heldenverering. Wanneer geneeskunde-groentje Guevara door de confrontatie met armoede en uitbuiting tot morele volwassenwording komt, ontpopt hij zich daarbij tot een heilige in spé: iemand die altijd zijn geestelijke zuiverheid behoudt, die zich zonder reserve inzet voor zijn medemens en deze levenshouding ook van anderen verlangt. Salles’ Guevara krijgt van zwaar onrecht een astma-aanval en is op geen enkele misstap te betrappen. De ogen van hoofdrolspeler Bernal vullen zich steeds meer met het heilige vuur van de revolutie, en dan is er geen plaats meer voor mooie meisjes.

Of hoe Christus in Zuid-Amerika tot zijn evangelie kwam. Zijn eerste communistische speech houdt Guevara in de door nonnen opgezette leprakolonie San Pablo, op het feestje ter gelegenheid van zijn 24e verjaardag. Vervolgens besluit hij zijn verjaardag te vieren bij de melaatsen aan de overkant van de Amazone. Al zwemmende doopt hij zichzelf: als hij aan land klimt is hij niet langer het geneeskundestudentje uit de middenklasse, maar een man van het volk.

Als filmpersonage wordt hij daarmee volstrekt oninteressant. Net zo oninteressant als Christus en andere heilige boontjes. Had de jonge Guevara echt geen rafels of vervelende karaktertrekken? Zo niet, dan had Salles ze er beter bij kunnen verzinnen om zijn film overtuigender te maken. Verkapte propaganda denk je nu.

Behalve dan de geïmproviseerde scènes waarin Gael García Bernal en tegenspeler Rodrigo de la Serna praten met echte arbeiders, indianen, straatkinderen en lepra-patiënten. Dan wordt The Motorcyle Diaries opeens een documentaire over het nog steeds door armoede geteisterde Latijns-Amerika van tegenwoordig: aan die krotten en gehavende gezichten hoefde niets gedaan te worden om ze te versmelten met een stichtelijk verhaal van vijftig jaar geleden.