The Imitation Game

Heldenverering

  • Datum 18-12-2014
  • Auteur
  • Gerelateerde Films The Imitation Game
  • Regie
    Morten Tyldum
    Te zien vanaf
    01-01-2014
    Land
    Groot-Brittannië/Verenigde Staten
  • Deel dit artikel

Twee biopics over twee grote mannen: Stephen Hawking en Alan Turing. De één een held, de ander chemisch gecastreerd en waarschijnlijk tot zelfmoord gedreven.

Door Hedwig van Driel

De geschiedenis van de wetenschap wordt vaak versimpeld tot de geschiedenis van een lange reeks belangrijke mannen. Je weet dat ze belangrijk zijn, want er is iets naar ze vernoemd. De komende maand brengt ons maar liefst twee biopics over zulke wetenschappers: The Theory of Everything over Stephen Hawking (van de Hawking­-straling) en The Imitation Game over Alan Turing (van de Turing-test en Turing-machines).
Van beide mannen is het duidelijk wat er in hun verhaal aansprak. Stephen Hawking werd toen hij begin twintig was gediagnosticeerd met ALS, maar liet zich niet weerhouden door zijn immer aftakelende lichaam. Alan Turing decodeerde de Enigma-encryptiemachine van de nazi’s, maar werd vanwege zijn homoseksualiteit tot chemische castratie veroordeeld en stierf een aantal jaar later, vermoedelijk door zelfmoord.
De één triomfeert dus over tegenslag, terwijl de ander na heldhaftige daden door de maatschappij werd verraden en verstoten. Het zijn twee bekende Holly­wood-­sjablonen, waar de verhalen van Hawking en Turing met wisselend succes in zijn gepropt.

God
The Theory of Everything heeft het nadeel dat zowel Stephen Hawking als zijn ex-vrouw Jane, op wier boek de film gebaseerd is, nog leven. Er is dan ook geen scherp randje te bekennen in het verhaal, dat zich concentreert op het huwelijk tussen de twee: in één van de eerste scènes, voordat enige natuurkundige theorie ter sprake komt, ontmoeten de ogen van Stephen (Eddie Redmayne) en Jane (Felicity Jones) elkaar tijdens een studentenfeestje. Na zijn diagnose weigert ze gedumpt te worden, en het is grotendeels vanuit haar perspectief dat we zien hoe het lichaam van Hawking hem beetje bij beetje in de steek laat.
In het boek dat de echte Jane net na haar scheiding schreef, meldt ze dat haar rol aan het einde eigenlijk alleen was "Stephen eraan te herinneren dat hij God niet was". Aan de film is dit niet af te lezen — God komt alleen ter sprake in vrij knullige theologische gesprekken. Wat vooral jammer is, is dat het liefdesverhaal de natuurkunde naar de achtergrond verdringt. We zien alleen de successen, die lijken te zijn veroorzaakt door spontane ingevingen — visioenen haast. Hoe Hawking dat nou eigenlijk doet, natuurkunde bedrijven zonder met pen en papier te kunnen kliederen, wordt niet duidelijk. De kijker moet het met een bijzin doen.
The Imitation Game geeft een veel beter idee van hoe het is om wetenschap te bedrijven, zelfs als genie — en dat Alan Turing een genie is, wordt ons zowel door anderen als door hemzelf veelvuldig verteld. Hij heeft ook briljante ideeën, maar dat blijkt niet genoeg: ze ten uitvoer brengen kost tijd, frustratie en, jawel, samenwerking.
Dat samenwerken, vooral met de knappe Hugh Alexander (Matthew Goode), daar is Turing niet zo goed in. Hij wordt gespeeld door de huidige specialist in sociaal onhandige genieën: Benedict Cumberbatch, die overigens in 2004 ook al eens Stephen Hawking speelde in een tv-film. In de tijd van Turing noemden ze zijn gedrag "excentriek"; in de film wordt gesuggereerd dat hij een of andere vorm van autisme heeft.

Schaamteloos
The Imitation Game speelt zich af in drie door elkaar gemonteerde tijdsperioden: de obligate flashbacks naar de kindertijd, een zeer vermakelijk gedeelte dat zich afspeelt tijdens de Tweede Wereldoorlog, en de tijd rond de arrestatie van Turing in 1952. Het script is zorgvuldig geconstrueerd, soms zelfs iets té. Een zin die alleen door een scriptschrijver zou kunnen worden bedacht ("sometimes it is the people who no one imagines anything of who do the things that no one can imagine") komt netjes in elke tijdsperiode terug, de kindertijd geeft pop-psychologische achtergrond, en de historische werkelijkheid wordt nogal gemasseerd om in het stramien te passen.
Toch werkt de film. Er wordt veel humor geput uit de sociale onhandigheid van Turing; via het levendige personage van Keira Knightley wordt nog even aangestipt dat we er niet alleen in homorechten op vooruit zijn gegaan sinds de jaren 40; en aan het einde kunnen een paar zakdoekjes van pas komen. Ook helpt het dat de bijrollen met verve worden ingevuld, onder andere door Mark Strong als een MI6-agent en Charles Dance als Turings ongeduldige commandant.
Er is veel kritiek geweest op de vrij afstandelijke manier waarop de seksualiteit van Turing wordt behandeld. De enige verliefdheid zit in het flashback-segment, en verder is het een kuise bedoening. Het thema wordt echter alles behalve geschuwd, en wat uiteindelijk belangrijker blijkt is dat de film het verschrikkelijke onrecht dat Turing is aangedaan invoelbaar maakt. De ziekte van Hawking is niemand aan te rekenen. De schaamteloze afbraak van Turing daarentegen wel.
Beide films bieden een jonge Britse acteur een prachtrol, en zowel Redmayne als Cumberbatch maken er het meeste van. Redmayne weet, vooral later in de film, met zeer beperkte bewegingsmogelijkheden toch veel over te brengen. Cumberbatch speelt Turing als een verzameling tics, maar de moeilijke, eenzame man eronder blijft zichtbaar.
Beide films verzanden helaas een beetje in hagiografie. Ze lijken te denken dat het extra benadrukken van het belang van hun hoofdpersoon indirect ook de film belangwekkend zal maken. Daarom blijft The Theory of Everything, mooi gefilmd en knap geacteerd als die is, aan het oppervlak. The Imitation Game heeft een bredere blik, en blijft je ondanks de vrij conventionele structuur en manier van filmen daardoor veel meer bij. Het toont maar weer dat je meer nodig hebt dan een belangrijke man alleen.