The Beast in the Jungle

Dansen om het onbekende

De eigenzinnige Nederlandse regisseur Clara van Gool, die graag met dansers werkt, waagt zich aan een stemmige Henry James-adaptatie.

De novelle The Beast in the Jungle van Henry James, gepubliceerd in 1903, draait niet om wat er gebeurt, maar om wat er níet gebeurt: ambtenaar John Marcher is ervan overtuigd dat hem iets verschrikkelijks zal overkomen, al weet hij niet wat, waar of wanneer. Deze angst, dit ‘beest’, zorgt ervoor dat hij leeft met de handrem erop, bang zich aan iets of iemand te committeren.

Dat lukt maar ten dele: erfgename May Bartram herinnert hem eraan dat hij haar eerder op reis in Italië over zijn angst heeft verteld. Ze is geïntrigeerd, hij gevleid, en zo begint een jarenlange net-niet geconsumeerde romance, een ‘courtship’ met ontmoetingen die nergens toe leiden en waarin May zowel de eeuwig wachtende als de verstandige partij is. Marcher is onmogelijk egocentrisch: door zijn obsessie met zijn eigen lot ontgaat hem dat van May, tot zij voortijdig sterft – en dan nóg heeft hij niet in de gaten dat het grote geheim zijn eigen onvermogen om lief te hebben is.

Regisseur Clara van Gool, een enthousiaste lezer, vertaalde het boek in dansduetten in vier verschillende tijdvakken; kostuums en requisieten (lange rokken of sportkleding, vulpen of toetsenbord, koets of taxi) suggereren slim de tijd waarin we ons ongeveer bevinden. Cameravoering en belichting zijn stemmig, luxueus. De continuïteit komt van hoofdpersonen May en John, die om elkaar heen blijven dansen en deels dezelfde citaten uit James’ verhaal blijven herhalen. Dansers Sarah Reynolds en Dane Hurst vertolken de hoofdrollen, waarbij vooral Reynolds een waaier aan emoties weet te suggereren; meer dan Dane Hurst overtuigt ze behalve met haar gracieuze bewegingen ook met haar mimiek. Dit is vooral háár verhaal.

Desondanks overtuigt The Beast in the Jungle niet helemaal. Wel als je de film over je heen laat komen als een melancholieke dansvoorstelling waarin ook woorden klinken; niet als je Johns, in modern jargon als neurotisch te duiden, angst voor het onbekende probeert mee te voelen, de permanente spanning waar hij onder leeft. Waar ligt dat aan? Was er toch meer tekst nodig geweest, een conventioneler vertelvorm? Of komt Van Gools poëtische aanpak nog beter tot zijn recht bij wat aardser oorspronkelijk materiaal, zoals de columns van Joris Luijendijk (Voices of Finance, 2016)?