TEMPORADA DE PATOS

Vechten tegen jezelf

  • Datum 07-02-2011
  • Auteur
  • Gerelateerde Films TEMPORADA DE PATOS
  • Regie
    Fernando Eimbcke
    Te zien vanaf
    01-01-2004
    Land
    Mexico
  • Deel dit artikel

Temporada de patos, het debuut van de Mexicaanse regisseur Fernando Eimbcke is eenvoudig van opzet maar het effect is des te sterker. ‘Ik woon in Mexico Stad, met 24 miljoen mensen. Juist daar voel je je alleen, tussen al die mensen.’

Fernando Eimbcke (foto: Angelique van Woerkom)

‘Ik wilde een zondag laten zien, een heel saaie zondag.’ Het uitgangspunt van Fernando Eimbcke’s Temporada de patos (eendenseizoen) was verveling, vertelt hij glimlachend. ‘De enorme drukte die Mexico Stad doordeweeks overspoelt tegenover de leegheid van een normale zondag. Ik haat zondagen. Op die dag is de stad eenzaam en lelijk en dat versterkt wat de hoofdpersonen met elkaar meemaken.’
De film begint met twee jongens (Moko en Flama) die achterblijven in een appartement met liters cola en hun Xbox. Als na een tijdje de stroom uitvalt, moeten ze plotseling met elkaar praten maar dat zijn ze niet gewend. Het buurmeisje Rita, dat ook alleen is achtergelaten en nauwelijks contact heeft met haar ouders, vraagt of ze bij de jongens een taart mag bakken want haar eigen oven is kapot. En de pizzabezorger blijft ook veel langer hangen dan de bedoeling is. Het zijn vier mensen die hun eenzaamheid en verveling samen proberen weg te wrijven.
‘Ik wilde vooral een film die makkelijk te maken was. Het was mijn debuut en niemand ging mij drie of vier miljoen dollar geven. Dat hoefde ook niet want dan gaan de geldschieters eisen stellen. Dan kunnen er zoveel dingen misgaan en dat schrikt me af. Als er weinig geld is zijn er weinig problemen. In mijn hoofd kon ik met een DV-camera en vier acteurs in mijn eigen appartement de hele film maken. Maar toen mijn producent zag dat ik zo overtuigd was van deze film heeft hij voor meer geld gezorgd. We hadden uiteindelijk achthonderdduizend dollar om de film te maken.’
‘De film is in zwart-wit geschoten. Dat was wel duurder dan kleur maar het paste beter bij mijn script. Het is een eenvoudig verhaal, er spelen zich geen enorme drama’s af. Zwart-wit moest alle afleiding uit de omgeving weghalen. Vanuit dat principe hebben we de hele film gemaakt: de camera op statief, heel weinig melodieën. Het was mijn eerste film. Ik zou veel moeite hebben gehad met kleur, met veel camerabewegingen en met veel muziek. Dus ik dacht bij mezelf: dit is mijn eerste film en hiervan ga ik leren. En ik concentreer me op twee dingen: het verhaal en hoe de acteurs dat tot leven brengen.’
‘Het verhaal komt uit mijn jeugd. Ik herinnerde me dat we ooit met de hele familie om de tv zaten, toen plotseling de stroom uitviel. We keken naar elkaar en vroegen ons af wat we konden doen. Tenminste, dat is hoe ik het me herinner. Vijf minuten lang keken we de kamer rond. Toen begonnen we met elkaar te praten. Voor mij was dat een speciaal moment. Toen begon ik eindelijk met mijn moeder over school en vrienden te praten. Niet allemaal in die vijf minuten maar toen is het begonnen.’

Hysterisch
‘Ik heb hiervoor een paar korte films gemaakt en deze lange speelfilm was in bepaalde opzichten makkelijker. Iedereen voelde zich erbij betrokken. Bij een korte film is het lastig: je gaat filmen en de volgende dag is het voorbij. Je hebt geen tijd om te oefenen, om te experimenteren. Maar er waren echt wel problemen. Ik heb erg veel geoefend met de kinderen. Maar na een tijdje werden ze baldadig. Het werd een zootje. Toen heb ik op een bepaald moment gezegd: ‘Ok, nu is het genoeg, geen spelletjes meer. We gaan werken, we gaan serieus zijn.’ Toen ik die avond naar huis ging, voelde ik me echt slecht. Op de set werd ik soms hysterisch en de kinderen wisten niet hoe ze daarop moesten reageren. Ik wist niet hoe ik met alles tegelijk moest omgaan: hun tegenwerking, het geld, scriptproblemen, nou ja, alles wat erbij komt kijken. Maar plotseling bedacht ik: natuurlijk moeten ze kunnen spelen maar wel binnen grenzen. Dat werkte erg goed. Daarna waren ze nog steeds baldadig maar ik gaf de regels van het spel aan.’
‘Dat ik ervan heb geleerd, was echt het allerbelangrijkst aan deze film. Het was niet alleen maar ellende. Het was juist erg grappig, het leek soms wel een spelletje en helemaal geen professionele set. ’s Ochtends namen we tussen zeven en acht eerst jogginglessen. Alle acteurs en de staf. Het klinkt misschien raar maar het was erg grappig. Die atmosfeer straalt af op de film. Ik weet niet precies hoe maar dat is zo. De sfeer op de set geeft een soort balans tussen ernst en speelsheid.’
‘Het grootste probleem van de opnamen was ik zelf. Ik twijfel veel. Ik vocht tegen mezelf. Maar ik had het geluk met vrienden te werken, mensen die me het gevoel gaven dat het allemaal goed zou komen.’
‘De film is licht optimistisch. De personages komen vooruit, ze ontdekken iets over zichzelf. Behalve Rita. Ook zij probeert met eenzaamheid om te gaan. Maar voor haar is er geen oplossing. Voor haar verandert er niks. Mijn volgende film moet ook over eenzaamheid gaan. Daar ben ik door geobsedeerd. Ik zie het veel om me heen, ook bij mensen van rond de dertig. We proberen wel steeds het alleenzijn te vermijden. Maar ik denk dat we, dat ík moet leren om alleen te zijn. En er niet onder lijden. Maar dat is moeilijk. Ik woon in Mexico Stad, met 24 miljoen mensen. Juist daar voel je je alleen, tussen al die mensen.’
‘Buiten de set ben ik een pessimist hoewel ik probeer om een optimist te zijn. In de film wilde ik iets optimistisch laten zien. Maar tijdens het filmen ging ik er wel van uit dat alles wat mis kon gaan, ook mis zou gaan. Dat was trouwens het advies dat mijn producent me gaf en dat werd mijn filosofie. Maar dat gebeurde gelukkig niet. Het is allemaal best goed afgelopen.’

Ronald Rovers