SWING (Tony Gatlif)
Blindelings verliefd op de zigeunerjazz
In Swing wordt de jonge Max verliefd op een zigeunermeisje en de muziek van haar volk. Tony Gatlif vertelt een multicultureel coming of age-verhaal maar de zigeunerjazz eist het spotlicht op.
Tony Gatlif is de zelfbenoemde schatbewaarder van het culturele erfgoed van de Roma. In 1983 al toonde de Algerijn met zigeunerwortels in Les princes het ellendige bestaan van Roma in Parijs. De rauwheid van de door geweld, alcoholisme en armoede getekende levens moet Gatlif hebben tegengestaan want alle zigeunerfilms die hij sindsdien maakte zijn een stuk lichter van toon. En ze zijn sterk gericht op een enkel aspect van de zigeunercultuur: de muziek.
Voor Gatlif is muziek een helende kracht en een universeel communicatiemedium. In Latcho drom (1993) loodste hij de kijker zonder enig commentaar of dialoog door zigeunerterritorium met enkel tamboerijnen en violen als gids. Gadjo dilo (1998) gaat over de zoektocht van een Fransman naar een vergeten Roemeense zangeres. Na Je suis né d’une cigogne (1999) besteedde Gatlif in Vengo (2000) aandacht aan de flamenco. En in zijn nieuwste film, Swing, is het de beurt aan de zigeunerjazz uit de buurt van Straatsburg.
We worden het caravanuniversum van de Elzas ingeleid via Max, die met zijn sproeten, blauwe ogen en rode haar de vleesgeworden zigeuner-antithese is. In ruil voor het schrijven van brieven aan de uitkeringsinstanties geeft snarenvirtuoos Miraldo hem gitaarles. Al snel is hij vaste gast op de vrolijke, met drank overgoten repetitieavondjes en leert hij het zigeunerleven kennen. Bovendien wordt hij verliefd op Swing, een jongensachtig meisje met grote kijkers.
Zuivere natuurmensen
In interview na interview benadrukt Gatlif dat het hem te doen is de stereotypen rondom zigeuners te ontmantelen. Helaas slaagt hij daar niet in. In zijn simplistische contrastering van onbegrepen Roma en onwelwillende buitenwacht, versterkt hij zelfs allerlei vooroordelen — weliswaar positieve stereotypen, maar desalniettemin stereotypen. In Gatlifs visie, die continu naar voren komt in Swing, zijn zigeuners zuivere natuurmensen met gouden harten. Geen scheldwoord komt ze over de lippen en de mannen zijn hoffelijke heren, zelfs als er een dozijn blonde deernes in korte zomerjurkjes langskomt voor zangles. In zijn strijd tegen vooroordelen schuwt Gatlif zelfs de omkering niet. Zo is Max’ moeder voortdurend op reis terwijl de traditionele nomaden al een leven lang op een industrieterrein bij Straatsburg vastzitten. En Max’ oma is in zakelijke onderhandelingen de zigeunerrestaurateur van haar antieke stoelen te slim af.
Zoals bij al Gatlifs zigeunerfilms is de plot van Swing flinterdun. Het is geen videoclip van speelfilmlengte zoals Latcho drom maar een voortkabbelend ‘coming of age’-verhaal, dat niet meer lijkt te zijn dan dramatische cement om de scènes aan elkaar te plakken waarin wordt gezongen, gemusiceerd en gedanst. Het kleine beetje dynamiek in Swing is afkomstig van de cameraman, die zijn handheld camera op de maat van de muziek laat huppelen en af en toe het CinemaScopeformaat benut voor schitterende panoramashots van het Noord-Franse platteland. Maar het is niet genoeg om deze als speelfilm vermomde muziekdocumentaire te redden. Tony Gatlif is doorgeschoten in zijn respect voor de zigeuners en zijn blinde liefde voor de muziek, en dat maakt Swing tot een nikserige film. Voor liefhebbers van zigeunerjazz is er gelukkig nog de soundtrack.
Edo Dijksterhuis