Sweetness in the Belly

Witte gids

Sweetness in the Belly

In melodrama Sweetness in the Belly speelt de Amerikaanse Dakota Fanning een Ethiopische vluchteling. Het leidde bij voorbaat tot ophef op sociale media, maar die woede had een ander doelwit verdiend.

Op sociale media is nuance een verboden woord. Dat bleek wel toen de Amerikaanse actrice Dakota Fanning in 2019 de wereld over zich heen kreeg toen uitlekte dat ze een Ethiopische moslima zou gaan spelen in de film Sweetness in the Belly. De gemene deler in de woede: dit was een zoveelste voorbeeld van ‘Hollywood-witwassen’ (oftewel: een witte acteur die de rol van een acteur van kleur inpikt).

Er bleek te vroeg geschreeuwd, want Fanning speelt helemaal geen Ethiopische, maar een vrouw van Britse ouders die op zevenjarige leeftijd werd achtergelaten in Afrika. In het bronmateriaal – een bestseller van de Canadese schrijfster Camilla Gibb – was het hoofdpersonage óók een witte vrouw, waardoor van ‘witwassen’ dus geen enkele sprake was. Maar ja, die nuance kwam pas ná de twitterstorm.

In de film wordt Lilly (Fanning) door haar drugsverslaafde ouders achtergelaten in een soefitempel. Lilly bekeert zich tot de islam, en verhuist later naar Ethiopië. Daar bouwt ze een leven op, maar in 1974 verandert de situatie in het land drastisch na een staatsgreep. Lilly vlucht met haar ‘landgenoten’ naar Londen, waar ze razendsnel een verblijfsvergunning, woning én baan krijgt. Want Lilly mag dan een vluchteling zijn, ze is bovenal wit, en voor het douanepersoneel daarom een logisch blijvertje.

Lilly gaat in Londen samenwonen met medevluchteling Amina (Wunmi Mosaku, eerder een ontdekking in vluchtelingenhorror His House). Hoewel Amina’s voorkomen vrolijk is, draagt ze een zware last mee: ze is verkracht, en haar man verdween bij de staatsgreep. Lilly probeert Amina te helpen om hem terug te vinden, terwijl ze zelf vooral mijmert over een vroegere relatie met een sympathieke dokter (rijzende ster Yahya Abdul-Mateen II uit Candyman).

Het zorgt voor een wat ongemakkelijke dynamiek, want de hoofdpersoon leidt vooral af van het écht interessante verhaal. Lilly wordt – ondanks haar achtergrond – nooit een boeiend personage, terwijl Amina in haar schaduw de show steelt. Daardoor is Lilly vooral een soort ‘witte gids’ in de vluchtelingenwereld, en dat schuurt. Het boek van Gibb is natuurlijk leidend, maar de makers hadden óók ballen kunnen tonen door het perspectief te verleggen.

De aanpak van regisseur Zeresenay Mehari – zelf van origine Ethiopisch – is daarbij overigens niet het probleem, want de film is invoelend en empathisch gemaakt. Nee, het gaat natuurlijk al mis aan het begin van de (film)keten, waar nog altijd geen durf is om écht interessante verhalen leidend te maken. Het ‘witwassen’ zit hier niet in de keuze van de actrice, maar van het verhaal dat verteld wordt.