Steve Jobs: The Man in the Machine
Onder hoogspanning
Danny Boyle heeft tot nu toe de beste film over de legendarische CEO van Apple gemaakt, maar Steve Jobs trekt alsnog te weinig bezoekers in Amerika. Kennen we Steve te goed?
Door Hugo Emmerzael
Nergens geldt ‘de een zijn dood is de ander zijn brood’ zo letterlijk als in Hollywood. Niet voor niets zijn er sinds het overlijden van Apple-oprichter Steve Jobs in 2011 al vijftien films over de man van de Macintosh en de iPhone uitgekomen. Niet dat iedereen daar op zit te wachten: Steve Jobs, de nieuwe film van Danny Boyle met Michael Fassbender in de hoofdrol, presteert ondermaats aan de kassa. Zijn we na het Ashton Kutcher-vehikel Jobs (2013), de Alex Gibney-documentaire Steve Jobs: The Man in the Machine (2015) en talloze anonieme tv-documentaires klaar met het verhaal van Jobs?
Boyles film oogstte (terecht) lovende kritieken in Amerika, maar bezoekers blijven veelal weg. Jammer, want het door Aaron Sorkin neergepende scenario, gebaseerd op de bestsellende biografie van Walter Isaacson, weet als geen ander de essentie van Jobs te vangen: hij is een snelle denker, prater en doener, die zich nooit laat vertragen door de mensen om hem heen. Of het nou zijn ex-CEO, dochter of beste vriend is, ongeacht hun problemen gaat de egocentrische Jobs altijd door. "We zijn een computerbedrijf", schreeuwt hij tijdens de chaotische voorbereidingen op de eerste Macintosh-presentatie in 1984. "We zijn altijd op tijd!" Nu Steve Jobs weinig geld in het laatje brengt, lijkt het steeds meer alsof de film zelf niet op tijd is geweest om het grote publiek te vangen. De concurrentie was immers al zo groot. Bovendien werd deze productie vanaf het begin geplaagd door problemen. Een succes zat er dus misschien nooit echt in.
In 2014 zou David Fincher nog op de regiestoel van Steve Jobs plaatsnemen om opnieuw met scenarioschrijver Aaron Sorkin te werken. Eerder had het stel met The Social Network een kaskraker gemaakt over Facebooks problematische oprichting en nu zouden ze de chaos rondom Apple dramatiseren, maar door onenigheid met Sony moest Fincher die plannen laten varen. Universal nam de film over en Danny Boyle kwam aan boord. Het heeft de film waarschijnlijk goed gedaan, want de snelle, ritmische dialogen van Sorkin passen beter bij de intense, hyperactieve stijl van Boyle dan bij de gelikte cameravoeringen van Fincher.
Keuzestress
Rondom de hoofdrolspeler was er ook al keuzestress. Voor de hand liggende acteurs als Christian Bale die met een beetje make-up al akelig in de buurt zouden komen van Jobs, weigerden. Dat uiteindelijk de altijd fantastische Michael Fassbender is gecast bleek een vloek en een zegen te zijn: Fassbender speelt Jobs briljant, weet precies zijn intensiteit en uitstraling over te brengen, maar heeft tegelijkertijd weinig uiterlijke gelijkenis met de CEO die in ons collectief geheugen is gegrift.
Zelfs Ashton Kutcher leek in Jobs meer op de echte Steve, maar die miste weer de kracht van Fassbenders spel. Bovendien is die film niets meer dan een saaie opsomming van sentimentele ‘best of’-momenten. Sorkin vermijdt dit klassieke probleem van de biografiefilm tenminste door het verhaal zich te laten afspelen tijdens de voorbereidingen op drie belangrijke presentaties: die van de Macintosh in 1984, de mislukte NEXT in 1988 en de iMac in 1998. Achter de schermen zien we dan steeds hoe het Apple-circus in elkaar zit. Jobs rent van hot naar her, terwijl privé- en zakenleven door elkaar lopen en opborrelen tot aan het kookpunt. Jobs maakt ruzie met de moeder van zijn dochter, ontkent zelfs een hele tijd haar vader te zijn, stelt zijn jeugdvriend en medeoprichter van Apple Steve Wozniak teleur en vecht een lange vete met voormalig Apple-CEO John Sculley uit. Haast al het drama uit Jobs’ leven is gedestilleerd in dit scherpe scenario dat eigenlijk bestaat uit drie scènes van veertig minuten.
Think Different
Sorkin en Boyle weten als de beste de hoogspanning in het leven van Steve Jobs op het witte doek te brengen. Iets wat niet gezegd kan worden van Alex Gibney, die met The Man in the Machine een extreem futloze documentaire over de Apple-CEO heeft gemaakt. Na het schokkende Going Clear: Scientology and the Prison of Belief is zijn laatste film een extra grote teleurstelling. Het is alsof Gibney een populair onderwerp heeft genomen voor een snel succesje. De film vertelt het heftige leven van Jobs in al zijn compleetheid, maar treedt nooit uit de beruchte ‘en toen’-modus. Jobs’ credo ‘Think different’ is Gibney helaas in zijn eigen film vergeten na te leven.
Het is uiteindelijk niet zo moeilijk om een film over Steve Jobs te maken. Je hoeft alleen maar de camera op de pijnlijke plekken te richten en je hebt al meer dan genoeg drama. Maar je film laten slagen is blijkbaar een heel ander verhaal. De markt van Steve Jobs-verfilmingen lijkt haast net zo competitief als de markt waar de Apple-CEO zelf in werkte. Al weet Apple nog elk jaar een net wat nieuwere versie van de iPhone aan miljoenen mensen te slijten, in de filmwereld werkt dat niet zo, daar is één film vaak voldoende. Het is zonde dat de betere films daar soms onder moeten lijden.