Sorry, Baby

Niet de daad, maar de woorden

Sorry, Baby

Een jonge literatuurprofessor verkeert door een traumatische ervaring langdurig in overlevingsmodus in deze gevoelige, grappige, wijze film, waarin elk woord raak is.

— Something pretty bad
“Er is me iets heel ergs overkomen.” – “Is het net gebeurd?” – “Nee. Iets meer dan drie jaar terug.” Zo brengt Agnes tegenover een toevallige onbekende het trauma waar ze mee rondloopt ter sprake. In woorden die uitdrukken wat zij voelde dat er gebeurde, op het moment dat het gebeurde: iets heel ergs. Alle andere woorden die we ervoor hebben, lijken te abstract. Lijken iets te benoemen wat anderen overkomt.

Het gesprek is een verademing – en dat mag je letterlijk opvatten: de broodjesverkoper bij wie ze haar hart uitstort heeft haar vlak daarvoor uit een aanval van hyperventilatie geloodst. Het is een verademing omdat juist dat trauma, nu het eenmaal op tafel ligt, verder niet hoeft te worden besproken. Het gesprek gaat over haar, hem, leven, tijd. Dat drie jaar niet zo heel lang geleden is, voor iets heel ergs. “Komt het goed met je?” – “Ik heb een kat.”

Naast het fenomenale acteren van Eva Victor, die de hoofdrol speelt in haar eigen regiedebuut, rust Sorry, Baby vooral op de sterke dialogen in het ook door Victor geschreven script. De gesprekken zijn onhandig, hoekig, nooit rond. Vragen raken verweesd, zinnen beantwoorden vragen die niet zijn gesteld, in elk geval niet hardop. Wat wordt uitgesproken, is dan ook maar een fractie van wat er wordt gezegd. Het maakt dat de film bomvol leven zit en veel grappiger is dan je voor mogelijk houdt voor een film over de nasleep van iets heel ergs.

— Extraordinary
Agnes’ paniekaanval volgt op een opmerking van een streberige en jaloerse oud-medestudent met wie ze ooit in dezelfde literatuurwerkgroep zat op de universiteit waar ze inmiddels lector is. Die setting is diep verbonden met haar trauma, maar de opmerking van haar jaargenoot plaatst dat nog eens in een nieuw licht en stort Agnes terug in de schok, de pijn en de verwarring van toen.

Het draait om het woord extraordinary, iets meer dan drie jaar daarvoor aangetekend door Agnes’ scriptiebegeleider bij een meesterlijke passage in haar afstudeerwerk. Maar daar liet hij het niet bij. Een foto van die passage mét zijn notitie zond hij naar Agnes’ telefoon, als voorproefje op de geplande bespreking van haar scriptie, onder vier ogen. Als Agnes het bericht ontvangt, gloeit ze van trots. En van nog iets anders.

Hoe die bespreking verloopt, zien we niet – beelden die Agnes als slachtoffer tonen worden ons zo bespaard. Maar we horen het, nadat zij in de vroege ochtend thuiskomt en haar huisgenoot en hartsvriendin Lydie (Naomi Ackie) haar opvangt. Weer luisteren we naar Agnes’ zoekende, maar ook precieze bewoordingen, de taal waarmee ze grip probeert te krijgen op wat haar is overkomen.

Dat is nodig, want als zij het niet doet, doen anderen het wel, met hun eigen abstracte termen en categorieën. Tegenover de warme, begripvolle reacties van Lydie en – veel later – de broodjesverkoper staan de gespeelde empathie en starre protocollen van een arts en twee universiteitsbestuurders. De licht absurdistische ondertoon van de film schroeft Victor in deze scènes flink op – te ver naar mijn smaak, eigenlijk de enige zwakte van de film – tot de personages (inclusief die jaloerse jaargenoot) omslaan in karikaturen. Voor straf, zo voelt het, voor hun eigen gebrekkige (mede)menselijkheid.

— Sorry, baby
De geschiedenis van Agnes’ trauma en verwerking wordt al terugkijkend verteld, aan de hand van drie momenten uit het verleden die worden omsloten door twee bezoeken (in het heden) van Lydie. Die woont inmiddels in New York, waar ze met haar vrouw een gezin aan het stichten is. Waar Lydie’s leven in volle bloei is, leeft Agnes een teruggetrokken bestaan. Zelfs de academische aanstelling waar anderen haar om benijden voelt als een vorm van stasis, het slaperige voorstadje in New England een toevluchtsoord waar ze zich heeft verschanst om geen stap in de toekomst te hoeven zetten.

Toch draait de film om de momenten waarop er wel iets in beweging komt. In een daarvan doet Agnes een spontane bekentenis aan Lydie’s baby, als die even aan haar zorg is toevertrouwd. Eigenlijk richt ze zich, natuurlijk, tot het kind dat ze zelf ooit – of juist nooit – zal baren. Of, om het helemaal los te koppelen van het voortplantingsvraagstuk: tot een toekomst die háár nodig heeft.

Het helt makkelijk over naar dramatische kitsch, zo’n cathartische monoloog, maar hier blijft hij overeind door de waarachtigheid van wat er wordt gezegd en de doorvoelde manier waarop Victor dat doet. Het past in een film waarin niet de daad de aandacht opeist, maar de woorden – en waarin die woorden de kracht van daden hebben.