Rock City: The Life We Live

De glorie van de Haagse rockers

Rock City: The Life We Live

In Rock City: The Life We Live blikt Will Wissink terug op de Haagse muziekscene van de jaren zestig en zeventig. Dat doet de filmmaker door de ogen van vijf ouwe rotten, die samen de pijlers van de Haagse rock vormden.

Regisseur Will Wissink wisselt archiefmateriaal af met interviews met leden van bands als Livin’ Blues en Q65, van wie een deel nog steeds actief is in de muziek. Het levert een prettige mix op tussen korrelige tv-fragmenten en nostalgische gesprekken. Rockliefhebbers op leeftijd kunnen hun lol op; de grondleggers van de Nederlandse rock- en popmuziek vertellen met veel sjeu (en in vet Haags accent) over hun hoogtijdagen.

Het ongepolijste karakter van bands als Q65 komt mooi naar voren middels anekdotes en details. De kleurrijke bassist Peter Vink laat bijvoorbeeld zien dat hij niet met een plectrum speelt, maar met een afgevijld stuk plexiglas. Gretig vertellen ze over de politie-­invallen tijdens concerten en het drank- en drugsgebruik. De documentaire vinkt bijna alle rock ’n roll-clichés af.

Er wordt net iets te vaak benadrukt hoe invloedrijk de Haagse rockmuziek is geweest op de Nederlandse popmuziek, maar daartegenover staan de beelden van een oude garde die alleen nog handtekeningen zet in de boekjes van hun loyale fans, vrijwel uitsluitend kalende mannen van boven de vijftig. Wissink heeft deze documentaire duidelijk niet voor het grote publiek gemaakt, maar met een kleine groep liefhebbers in het achterhoofd.

Prettig is dat Rock City aandacht besteedt aan de tragiek van het ouder worden. Dat Hans Vandenburg nog bij Veronica mag optreden, blijkt een wonder. Dj’s hebben geen interesse meer in de oude rockers. Hans spot met zijn vergane glorie in het nummer Gardening Is the End. “Als je begint met tuinieren is het afgelopen”, verzucht hij.

Rock City: The Life We Live is een aardig document van een rauw stukje Haagse muziekgeschiedenis. Het portret van de oude rockers, die hun houdbaarheidsdatum onder ogen moeten komen, is voor het grote publiek misschien te niche. Maar de liefhebber op leeftijd zal zich geen seconde vervelen.