PEUR(S) DU NOIR
Zelfs het infuus is mooi getekend
Een spin boven een theepot en insecten op sterk water leiden ons door de Fransgesproken omnibusfilm peur(s) du noir, met als beste bijdragen die van stripkunstenaars Charles Burns en Richard McGuire.
Zwart-wit is de beste kleur voor een animatiefilm die ‘Angst(en) voor het zwart’ heet. De tekenaars die er een bijdrage aan leverden maken optimaal gebruik van de contrastwerking die eigenlijk alle angsten kenmerkt. Hoe afwijkender van het vertrouwde, hoe enger. Mensen vrezen vooral datgene wat komen gaat en de status quo bedreigt. De zes stripkunstenaars die peur(s) du noir hebben getekend, voelen dat feilloos aan en laten het bizarre botsen met het alledaagse. Charles Burns, tekenaar van ‘Black hole’, begint zijn bijdrage in een ziekenhuisbed, en krijgt het zelfs voor elkaar om een infuus er prachtig uit te laten zien. Het verhaal rond een biologiestudent die in het bos een vreemd insect vindt, ontvouwt zich als een bizar liefdesverhaal met kafkaëske trekjes. De insecten die hij op sterk water bewaart, vormen een vooruitblik naar een volgend verhaal van Marie Caillou over een Japans meisje dat de preparaten met vervormde wezens laat breken. In een warrig verhaal wordt zij op haar nieuwe school bang gemaakt voor de moordende samoerai die rond haar huis waart. Ook hier speelt het bed een belangrijke rol: haar dromen worden nachtmerries, net als eerder bij de biologiestudent.
Samen met Charles Burns maakte Richard McGuire de beste bijdrage aan de Fransgesproken omnibusfilm. In nagenoeg pikzwarte beelden ontwaren we een man die na een sneeuwstorm een spookhuis betreedt, en met het licht van een lucifer zijn weg moet zoeken. Soms doemt er iets op, maar het kost hem moeite om zich te oriënteren, net als de kijker. De spin boven de theepot is een van de mooiste beelden uit de film. Met minimale beelden weet McGuire maximaal effect te bereiken.
Markies
De stripkunstenaars hanteren allemaal een eigen stijl, maar overeenkomsten zijn er genoeg. Het bed keert vaak terug, net als de insecten en een voice-over met de gedachten van de hoofdpersoon. Het cement van de verschillende korte films is een naargeestige feuilleton van Blutch over een bloeddorstige markies en zijn hellehond. De episodes worden aan elkaar gepraat door een vrouwenstem die vertelt waar zij in het dagelijkse leven bang voor is. Dat zijn geen fantasiedingen waar elke griezelfilm zijn inspiratie uit haalt, maar reële gevaren. Ze is bang voor kanker en een verkeersongeval. Ze is bang om conservatief te worden, voor middelmatigheid. Ze is bang dat ze moeilijk de superioriteit van de westerse beschaving kan uitleggen aan een Afghaanse dorpeling die met haar naar de televisie kijkt. En als uitsmijter: "Ik ben bang om niets te doen. Ik doe niets omdat ik bang ben." Het is wat hoogdravend allemaal en heel Frans, maar het voegt wel degelijk een nieuwe dimensie toe aan het griezelgenre dat het zo vaak van enge beesten en moordende gekken moet hebben. De meeste stripkunstenaars hebben daar een formidabele vorm voor gevonden, die sterker is dan de plot. De verhaaltjes lijken ondergeschikt gemaakt aan de scherpe houtskooltekeningen en heldere lijnen die de contouren van deze collectieve nachtmerrie vormen.
Mariska Graveland