Parkland
De Stetson van JFK

Twee maanden na de herdenking van de moord op Kennedy alsnog in de bioscopen: Parkland, een impressionistische reconstructie op de vierkante millimeter.
22 november 1963, de dag dat de Amerikaanse president John F. Kennedy werd vermoord, groeide uit tot een ‘waar was jij?’-moment dat, ondanks de ontluistering van de Kennedy-mythe, velen blijven associëren met de teloorgang van de hoop op een betere wereld. Parkland laat alle complottheorieën links liggen en keert terug naar die dag, en de volgende twee, om de directe impact van de moord te peilen.
Kort voor de fatale dag in Dallas kreeg Kennedy van Texaanse zakenlui een Stetson-hoed cadeau. De president, die een grondige hekel aan hoeden had, beloofde de Stetson wel eens tijdens een ministerraad te zullen dragen. Zijn weigering deze ‘cowboyhoed’ meteen op het hoofd te zetten viel bij de Zuiderlingen niet in goede aarde. Voor hen gold het als een afwijzing van hun symbolen, hun verleden, hun identiteit. Deze belediging werd gesmeten op het stapeltje redenen voor de moord op JFK en regisseur Peter Landesman schuift de beelden netjes tussen de andere historische opnamen in zijn openingsmontage van Parkland. Dat die titel verwijst naar het hospitaal waar Kennedy stierf moet je weten, of ontdekken door aandachtig te kijken, en dat geldt voor wel meer dingen in dit regiedebuut. Parkland vereist voorkennis en focust niet op een verborgen waarheid of een sluitende theorie omtrent de moord. Het onderwerp is het trauma veroorzaakt door zowel de aanslag als het 8mm-filmpje van kleermaker en amateurcineast Abraham Zapruder.
Landesman gaat ervan uit dat de feiten en de neerslag daarvan in Amerikaanse literatuur en film bekend zijn en bekijkt de gebeurtenissen tijdens de drie dagen met een loep. Geen helikoptervisie hier maar een close-up van een locatie (rond het hospitaal) en een handvol protagonisten. Waarbij de Grote Geschiedenis binnendringt in het leven van verbijsterde bewakingsagenten, een jonge chirurg die de president probeert te redden, een verpleegster die morele ondersteuning levert, de wetsdokter van Dallas, de baas van de falende lokale geheime dienst, Lee Harvey Oswalds broer Robert, de onwetende Zapruder en een eenzame Jackie Kennedy. Het is geen toeval dat Zapruders opnamen niet meteen breed uitgesmeerd worden maar opduiken via fragmenten weerspiegeld in de bril van de verbouwereerde cameraman. Parkland heeft meer aandacht voor reacties dan voor actie; gelaatsexpressies en gebaren worden van heel dichtbij bekeken om sporen van het trauma vast te leggen. Vandaar dat Zapruders morele problemen bij het verkopen van zijn beelden onder het vergrootglas worden gelegd terwijl voorbijgefietst wordt aan de discussies rond ‘frame 313’ (het exploderende hoofd van JFK).
De kracht van deze caleidoscopische film — door dicht op de getuigen te zitten wordt de spanning en de emotionele verwarring voelbaar — is meteen ook zijn zwakte. Het drama overstijgt immers amper de chaos en ontreddering. Wanneer dit wel gebeurt wordt alles gekleurd door achterafinzichten. Zo duiken er post-9/11 allegorieën op. De onderhandelingen tussen Zapruder en Life Magazine voorspellen de commercialisering van beeldcultuur, Oswalds manische moeder incarneert alle trauma’s en angsten van de VS en zijn broer worstelt met schaamte. De boodschap van Landesman is duidelijk: historische gebeurtenissen zijn vooral emotionele gebeurtenissen.
Ivo De Kock