Oranje – Hoe een klein dorp groot kan zijn

Van dreiging met hooivorken naar gezelligheid

Oranje – Hoe een klein dorp groot kan zijn

Vreemdelingenhaat of begrijpelijk verzet? Zeven jaar geleden protesteerde het 150 inwoners tellende dorpje Oranje tegen de aangekondigde komst van 1.400 asielzoekers. Sander Francken bleef nadat de rust weerkeerde drie jaar doorfilmen in het dorp. Zijn documentaire Oranje – Hoe een klein dorp groot kan zijn toont de werkelijkheid achter de simplistische tegenstelling.

De beelden gingen viral: op 6 oktober 2015 sprong in het dorpje Oranje een schreeuwende vrouw (“Dikke BMW, dikke BMW!”) voor de auto van staatssecretaris Klaas Dijkhoff, waarna ze haar arm brak toen ze door een beveiliger hard werd weggetrokken. Dijkhoff was die avond tegen de 150 inwoners van Oranje komen vertellen dat er geen zeven- maar veertienhonderd asielzoekers in een leegstaand vakantiepark in het dorp gehuisvest zouden worden. De bewoners werden overvallen door de mededeling, waarna de vlam in de pan sloeg. De ene helft van Nederland zag in de protesten racisme en vreemdelingenhaat, de andere helft begrijpelijk protest tegen Haagse arrogantie. Lekker duidelijk, die tegenstelling waarmee iedereen zich in zijn eigen gelijk kon wentelen.

In Oranje keerde de rust terug toen Dijkhoff het bij nader inzien toch bij zevenhonderd asielzoekers hield. De media verloren hun interesse, maar documentairemaker Sander Francken bleef doorfilmen in het dorpje. En zoals bijna altijd als filmmakers langer op een plek blijven, levert dat met Oranje – Hoe een klein dorp groot kan zijn een meerwaarde op.

We zien geen momentopname, maar een ontwikkeling van drie jaar. De film begint met het protest van de bewoners. Dat komt niet uit de lucht vallen, omdat sommige van de eerder opgevangen honderd Eritrese jongens voor overlast hadden gezorgd. De bewoners wantrouwen de toezegging dat er nu alleen gezinnen zullen komen. De angst “dat ons dorp naar de klote gaat” leidt bij sommigen tot dreigende uitspraken, zoals dat als het nodig is hooivorken uit de schuur worden gehaald.

Oranje – Hoe een klein dorp groot kan zijn geeft protesterende bewoners letterlijk een gezicht, maar ook asielzoekers. Zo volgt de film een jong Syrische stel, hij orkestviolist, zij arts, die vastlopen in de Nederlandse asielbureaucratie. Als ze naar Duitsland gaan, treffen ze het beter en kunnen ze aan de slag in hun beroep.

Het zwaartepunt van de film ligt bij de pragmatische eigenaar van een tuincentrum, die onder het motto “we kunnen beter zeggen: we pakken het op met elkaar en maken er wat van”, niet mekkert, maar van zijn tuincentrum een trefpunt voor asielzoekers en inwoners van Oranje maakt. Hij begint er een ‘Arabische winkel’, laat asielzoekers koken en organiseert gemeenschappelijke bijeenkomsten. Een andere inwoner zet met een paar asielzoekers een winkel voor tweedehandskleding op poten. Die praktische aanpak is verfrissend en doet de angst voor asielzoekers wegebben. Als de asiellocatie eerder dan verwacht in 2017 wordt gesloten, vinden veel inwoners dat dan ook jammer, want ‘het brengt ook nog een stukje gezelligheid met zich mee’. Dat de film toch treurig eindigt, staat los van de asielopvang in Oranje, maar toont hoe wreed het lot kan zijn in een mensenleven. Voor wie serieus wil meepraten over asielopvang: ga de film zien!